Mijn vader tijdens de arbeitseinsatz

Pap 1944-1945

Pap was een bevlogen verteller van non-fictie verhalen met een happy end. Een geliefd verhaal ging over het smokkelen door zijn oudere broers tijdens WOI zodat de familie geen honger leed. Bijzonder was dat de broers de marechaussee altijd te slim af waren. De broers Jeu en Sjeng waren toen 12 en 10 jaar oud dus de verhalen over smokkeltochten zullen op zijn minst zwaar overdreven zijn.

Pap werd geboren in ‘t Ven op 15 oktober 1916 en werd gedoopt als Theodorus Antonius. Zijn roepnaam voor de familie was Theo, voor vrienden en kennissen heette hij Thei of de zwarte van Theelen. Pap was de middelste van een gezin met 13 kinderen, 7 jongens en 6 meisjes. Hij heeft naar eigen zeggen een gelukkige jeugd gehad en kon daar met liefde over vertellen.

Pap ging naar de jongensschool H. Hart aan de Helbeek. Na zijn lagere schooltijd heeft hij een aantal jaren op het land gewerkt, daarna is hij bij de Pope gaan werken. Op 23 december 1940 werd hij aangenomen bij de Nederlandse Spoorwegen. Theo en zijn broers Harie en Ben maakten deel uit van het eerste elftal van FCV.

Op donderdag 9 november 1939 was de 23-jarige pap volgens eigen zeggen getuige van een schietpartij aan de grens bij café Backus (familie). Het Venlo-incident was geboren. Pap kon er uitgebreid over vertellen en wist alle details, het klopte van A tot Z. Alleen zijn aanwezigheid op dat moment klopte niet.

De dreiging van een Duitse inval werd steeds reëler en op 10 mei 1940 om 03.45 u. lieten de Nederlandse strijdkrachten de Maasbruggen springen op het moment dat de Wehrmacht via de Kaldenkerkerweg de grens overstak. De knal was tot in ’t Ven hoorbaar. Na het bombardement van Rotterdam capituleerde Nederland op 15 mei voor de Duitse overmacht en hernam langzamerhand het gewone leven zich weer.

Pap’s jongere zus Anny werkte op de vliegbasis Volkel waar ze de Oostenrijkse dienstplichtige militair Franz Schmidberger leerde kennen, ze werd verliefd en kreeg in 1941 een dochter van hem. Dit tot ongenoegen van de omgeving: Anny was 19 jaar, ongetrouwd en kreeg een kind van een soldaat in Duitse dienst! Niettemin werden moeder en kind liefdevol in de familie opgevangen. Ook in dat jaar overleed moeder Anna. Alle huishoudelijke taken werden overgenomen door Maria (Mia), de oudste zuster. Het is aannemelijk dat Anny zich in deze omgeving niet meer op haar gemak voelde en op aandringen van Franz besloot ze met dochtertje Marga naar haar toekomstige schoonouders in Steyr (Oostenrijk) te verhuizen. Een moedige onderneming in oorlogstijd, maar zeer belangrijk voor pap zoals verder uit dit verhaal zal blijken.

In mei 1943 moesten alle mannen tussen 18 en 35 jaar zich melden bij het Gewestelijk Arbeidsbureau Venlo voor verplichte tewerkstelling in Duitsland. Op aandringen van hun vader meldden de 27-jarige Theo en zijn jongste broer Ben zich. Beiden werden aangesteld bij de Deutsche Reichsbahn Köln-Ahrdorf (standplaats Euskirchen) in de functie van Bahnunterhaltungsarbeiter. Op 18 februari 1943 arriveerden Theo en Ben, in het 1e jaar deden ze het werk waar ze voor aangesteld waren.

1944 begon dramatisch voor de familie: op 25 februari kwamen bij een Amerikaans bombardement op de Venlose Hei 4 mensen om het leven waaronder oudste broer Jeu. Vanaf de tweede helft van 1944 werd het contact met het thuisfront in Venlo moeilijk, zowel fysiek als ook per post. Verder was er grote onzekerheid over broer Ben die na een verlof niet meer was teruggekeerd in Euskirchen. Het enige briefcontact dat pap tot einde van de oorlog met familie had, was via zijn zus Anny in Steyr. Zij vroeg hem op haar beurt uit te kijken naar Franz die inmiddels ook in de regio Euskirchen gestationeerd was.

Anny heeft de brieven van pap haar hele leven bewaard. Voor haar sterven op 1 januari 2003 heeft zij de brieven aan ons, zijn kinderen, doen toekomen. Hadden wij van pap die reeds in 1983 was overleden nog het beeld van de man die altijd spannende verhalen vertelde met een happy end, dit was andere koek. Zijn situatie tijdens de laatste jaren van WOII werd slechter toen hij werd aangesteld als Heizer (stoker) op een locomotief.

De Geallieerden stonden eind augustus 1944 voor Monschau en Aken en rukten op naar de Rijn. Het gebied Euskirchen speelde een grote rol als belangrijk spoorwegknooppunt en was daarom speerpunt in de opmars.

Het leven en de omstandigheden worden door de Duitse historicus Hans Dieter Arntz uitvoerig beschreven in zijn boek “Kriegsende 1944/1945 zwischen Ardennen und Rhein”. Onderstaand hoofdstuk, door mij vertaald en ingekort, is gewijd aan een bericht in de Kölnische Rundschau van 9 september 1955 en geschreven door de journalist Hermann Vieth. Het hoofdstuk is getiteld: Odendorf: Explosion eines Munitionszuges am 9 september 1944.

De ervaring had de inwoners inmiddels geleerd dat bij droge, wolkeloze of nevelige weersomstandigheden rekening gehouden moest worden met aanvallen van geallieerde jachtvliegtuigen. Bezorgd vroegen zij zich af wat er zou gebeuren als deze trein geraakt werd: zeker honderden huizen zouden onherstelbaar beschadigd worden. Om 8.30 u. kwam het bevel van de Wehrmacht dat de trein direct naar het op 5 km. afstand liggende dorp Oldendorf moest vertrekken om het transport veilig te stellen. Om 09.00 u. zette machinist Josef Schmitz de munitietrein in beweging. De tocht liep tot Oldendorf probleemloos, maar net voor aankomst zag hij de aanwezige mensen op het station naar de hemel kijken en in paniek de weilanden in rennen. Hij wist genoeg en trok gelijk aan de noodrem. Als eerste sprong een stoker van de trein, brak een voet en bleef hulpeloos naast het spoor liggen. Bijna direct volgden explosies. De hoofdmachinist kwam om het leven, een andere stoker werd zwaargewond en werd later naar het ziekenhuis gebracht; door de aard van zijn verwondingen heeft hij nooit meer kunnen werken. Het station bood een beeld van horror, wagons lagen deels op elkaar en deels verspreid over emplacement. Met afgrijzen herinneren de bewoners van Oldendorf zich nu nog deze verschrikkelijke gebeurtenis.

Door de brief die pap 18 september 1944 schreef aan zijn zus Anny in Steyr kreeg deze gebeurtenis een persoonlijk tintje: Euskirchen, Beste Anny, Heb vandaag je brief gekregen en je kunt wel denken dat ik daar raar van opkeek. Maar in ieder geval ben ik blij dat ik wat hoor van thuis. Och Anny, ik kom hier niet meer weg, we mogen niet meer uit het lager. We zijn de enige buitenlanders die nog in Euskirchen zijn. Je bent geen moment zeker van je leven. De hele dag zijn hier die vliegers, ze hebben me al drie keer beschoten als ik er met de trein uit moest. Telkens ben ik er goed afgekomen, maar de trein is helemaal kapot. De meeste angst heb ik als we een munitietrein moeten vervoeren. De vorige week hebben ze er nog een in de lucht laten vliegen, we waren net het station uit en het was verschrikkelijk. Ik was ongeveer de enige die er levend van af is gekomen. Ik zag de vliegers aankomen en ik ben eraf gesprongen. Ik heb aan een stuk gelopen, later wist ik de weg nauwelijks meer terug. Je kunt wel denken dat ik er bijna gek van werd. Ben kan blij zijn dat hij thuis is, als het zo doorgaat, weet ik niet of ik nog thuiskom. Een van de andere jongens hebben ze de arm afgeschoten, twee anderen zijn zenuwziek. Maar we moeten de moed niet verliezen. Ik heb geen hemd meer aan en het wordt al koud. Ik wilde dat ik een overjas had. ‘s Avonds als het donker is, ga ik naar mijn meester Theo Mittelstädt. Ik heb mijn koffers daar staan. Als wij weg zouden moeten, hoef ik dat niet mee te slepen. Jammer dat je niet even hier kunt komen. Hoe gaat het met de kleine Marga? Gelukkig dat die niet begrijpt wat er gaande is. Anny, je moet me maar dikwijls schrijven dan krijg ik tenminste wat post. Franz zal wel blij zijn dat hij nu in Duitsland is, daar is hij het beste af. Nou Anny, tot een spoedig weerziens in Holland. Als je lang niets meer van me hoort, schrijf dan naar dit adres, dan zullen ze je inlichten: Theo Mittelstädt Jacobsgasse 1 Euskirchen. Tot ziens, vele groeten ook aan Marga.

Uit het bovenstaande blijkt dat pap deel uitmaakte van de bemanning die op weg ging naar Oldendorf.

De wens om Anny spoedig weer te zien ging echter niet in vervulling. Anny is na de oorlog met Franz getrouwd en in Steyr gebleven. Zij zagen elkaar voor het eerst weer in 1962 op de begrafenis van grootvader Thijs. Daarna zijn we als gezin nog verschillende keren op vakantie geweest bij tante Anny en ome Frans.

Na de oorlog is het contact met Theo Mittelstädt en zijn moeder Maria gebleven: er was een briefwisseling en er waren bezoeken. Opmerkelijk is dat pap in bovenstaande brief Theo, die toen ongeveer 7 jaar oud was, als contactpersoon opvoerde. In een volgende brief van 20 november 1944 is te lezen dat de familie Mittelstädt zeer gehecht was aan pap.

Liebe Frau Anny. Sie werden erstaünt sein von mir Post zu erhalten. Ihre Adresse habe ich von Irhem bruder Theo. Er ist so fiel in Euskirchen bei uns gewesen und wir haben uns sehr gut verstanden. Wir sind aus Euskirchen evakuiert und jetz in Thüringen. Theo hat mir schon öfters geschrieben, aber nun habe ich längere Zeit keine Post mehr von ihm bekommen. Vielleicht wissen Sie näheres von ihm, dann schreiben Sie mir bitte. Im letzten Briefe schrieb er das sein Vater und seine Brüder aus Holland evakuiert waren und dass er sie suchen wollte. Hoffentlich klappt alles. Ich möchte Theo doch so gerne wiedersehn. Bitte schreiben Sie mir gleich Antwort. Verbleibe mit den besten Grüßen, Ihre Maria Mittelstädt.

Bericht uit de Kölner Stadt – Anzeiger. De eerste grote luchtaanval op Euskirchen door de geallieerden vond in september 1944 plaats. Op dat moment werden er 356 bommen afgeworpen, 65 mensen stierven. In de periode september 1944 – maart 1945 volgden meerdere bombardementen. Op 4 maart 1945 werd de stad door het Amerikaanse leger ingenomen.

Pap scheef op 22 september 1944 aan zijn zus Anny: Heb vandaag post gehad van thuis. Marie schreef me dat je weg was en dat het nu stil is in huis. Ze hadden ook een brief gehad van Franz, hij ligt hier vlakbij, in Gemünd. Ze hebben hier vandaag zwaar gebombardeerd, van vanmorgen half tien tot ongeveer acht uur. De hele Bahnhof is platgelegd. We zijn er Goddank goed vanaf gekomen, alleen heb ik een scherf tegen mijn been gehad. Het doet het verdomd veel pijn. We zijn allemaal vertrokken uit het lager omdat we bang zijn dat de vliegers terugkomen. Ik zit hier bij mensen waar ik altijd kom en blijf hier slapen. De vader van de vrouw des huizes is ook door de bommen getroffen, hij ligt zwaargewond in het ziekenhuis. Anny, jij zit waarschijnlijk nog goed.

De volgende brief is van 3 oktober 1944 uit Mechernich:  Anny, het is zover dat ik Fliegergeschädigte ben. De vorige week vrijdag om half negen kregen we een grote aanval op Euskirchen. Och Anny, het was verschrikkelijk! Alles is naar de bliksem, ook ons lager. Opnieuw zijn we er Goddank goed vanaf gekomen. Maar ik wil het geen tweede keer meemaken. Het spoor heeft het erg te verduren gehad, de wagens staan boven op elkaar. De bommen vielen nog geen tien meter van me af. Vanaf die dag is ons zwerversleven begonnen. Wat we nog over hadden van ons boeltje hebben we op een auto geladen. Drie dagen hebben we door het Rijnland getrokken van het ene lager naar het ander, nergens wilden ze ons. ‘s Nachts sliepen we bij boeren in het hooi. Een echt zigeunerleven. Maar nu zitten we in de Eifel, dicht bij het front, we kunnen de kanonnen horen. De Engelsen zijn ook al in Venlo, hè Anny? Als we nog maar wat terugvinden van thuis. Ik zit niet ver van Franz af, of is hij niet meer in Gemünd? Je kunt wel blij zijn dat hij nog niet naar het front hoeft. Hoe maakt de kleine Marga het? We hopen maar dat we spoedig weer bij elkaar mogen komen. Ik houd op want ik kan mijn ogen bijna niet openhouden van de slaap, de halve nacht zijn we op wegens luchtalarm. Schrijf gauw terug want ik wacht op post van jou, de beste groeten van je broer Theo.

De terloopse opmerking in de bovenstaande brief “De Engelsen zijn ook al in Venlo, hè Anny” geven aan dat het pap ontbrak aan juiste informatie en dat hij Anny om bevestiging vroeg. Feit is dat Blerick op 3 december 1944 bevrijd werd door de Engelsen. Venlo werd tussen 13 oktober en 19 november 1944 door de Engelsen 13 maal gebombardeerd in een vergeefse poging om de Maasbruggen te vernietigen. Tenslotte werd Venlo op 1 maart 1945 bevrijd door de Amerikanen.

Mechernich, 15 oktober ’44. Beste Anny, vandaag op mijn verjaardag heb ik jouw brief gekregen.  Het was weer een pestdag, de Tommy’s vliegen met grote formaties over. We zijn in Mechernich in een lager en moeten elke dag met de trein naar Euskirchen om te werken. Na een half uur gaat het luchtalarm al. Iedereen vlucht de stad uit. Mensen gaan de bunkers niet meer in want er zijn al vijf bunkers door een voltreffer geraakt. We liggen dus de hele dag in het veld. Het is om gek te worden, als de bommenwerpers komen, ken ik mezelf niet meer van angst. Als dat nog lang doorgaat, kunnen ze ons allemaal naar Venray brengen. Ben maar blij dat je daar zit, daar ben je goed af. Gisteren kreeg ik een brief van thuis van 18 september. Als je hoort hoe het in Holland toe gaat, het is verschrikkelijk. In Nijmegen zijn 700 vrouwen en meisjes allemaal een hakenkruis voor de kop gebrand en de haren afgesneden, die hadden zich met Duitsers opgehouden. Het stond hier in de krant. Dat zijn toch geen mensen meer die zowat doen, dat is toch al te erg.

Franz zit in Keulen, schrijf je. Daar staat niets meer rechtop zeggen de mensen. Net als in Euskirchen. De hele dag komen evacuees uit de Eifel. Je schreef: we moeten maar op God vertrouwen. Maar we krijgen niet eens de kans om naar de kerk te gaan. Missen worden niet meer gedaan want het is dag en nacht luchtalarm. Maar ja, dat zal Onze Lieve Heer ons wel niet kwalijk nemen. Het heeft geen zin meer om naar Boots te schrijven. Hier zijn veel jongens die via het Rode Kruis schrijven, dat ga ik ook doen. We zullen maar hopen dat we ons eens terug zien in Holland.

De mensen gaan de bunkers niet meer in, schrijft pap. Hans Dieter Arntz bericht daarover: 29 september 1944, Grosz Luftangriffe auf die Anlagen des Bfs Euskirchen. Beide vollbesetzten Eisenbahnbunker vernichtet. Viele Toten. Es folgten fast täglich Luftangriffe auf Bahnhof Euskirchen.

Mechernich, 1 november 1944. Liefste Anny, heb allang niets meer van jou gehoord. De vorige week heb ik twee brieven van thuis gehad. Thuis horen ze niets van mij, ik schrijf toch iedere week. Jouw brieven krijgen ze wel, maar van mij niet. Het komt zeker omdat we in het frontgebied zijn. Och Anny, wanneer zullen we in Holland terugkomen? Ik geloof nooit meer, de toestand zie ik donker in. Die oorlog duurt nog wel twee jaar en dan hebben de vliegers ons allang kapot gegooid. We moeten toch iedere dag in Euskirchen werken. Gelukkig ben ik nu niet meer op de machine. Voor hoelang weet ik niet: als alles gemaakt is, komen we er toch weer op. Vader maakt zich behoorlijk ongerust over mij, die maakt zich meer zorgen als nodig. Thuis zijn ze ook niet gelukkig als daar de Amerikanen komen, ze zijn al in Horst schreef Maria me. Ze leven daar de hele dag in de kelder. Ik heb geschreven dat ze naar onze Sjeng moeten gaan want als de artillerie begint of de vliegers, dan komt er niemand levend uit dat keldertje.

“Dat keldertje” hoorde bij hun huis aan de Hogeweg 212 in Venlo. Zijn advies om naar Sjeng te gaan was logisch omdat Sjeng destijds met zijn gezin aan de Schoolweg in ’t Ven woonde. Dus verder van de Maasbruggen die in oktober-november 1944 doelwit waren van de RAF. Vraag is natuurlijk wel of pap op de hoogte was van de situatie in Venlo op dat moment.

Mechernich, 7 november 1944 Beste Anny, van jou hoor ik niets meer. Hoe komt dat, zit je ook de hele dag in de schuilkelder net als wij? Op Allerzielen hebben we weer een grote aanval meegemaakt. Vijf kameraden zijn gestorven. Ze zaten in een schuilkelder waar een voltreffer op is gekomen. Tot nu toe was het goed gegaan en nu ineens vijf, het is te veel. Ik heb het er niet meer op. Van zondag tot maandagochtend hebben we in de schuilkelder gezeten. Hier hebben we bunkers die 72 meter diep de grond in gaan, daar gaat een bom niet door. Maar er moet ook nog gewerkt worden al is het weinig. Anny, heb jij nog wat te roken? Ik heb al lang niets meer te roken gehad. Doe eens een sigaret in een brief, als je er een hebt. En als je bonnen over hebt kun je me die ook sturen. Ik kom alles tekort.

Met de bunkers van 72 meter diep bedoelt pap waarschijnlijk de Griesberg in Kommern, een oude loodmijn waar van 1859 tot 1877 het mineraal Cerussiet gewonnen werd. De mijn werd in de herfst van 1944 een opvangplaats voor vluchtelingen uit de omgeving en uiteraard voor de bewoners van Kommern en Mechernich. Na zware bombardementen van 11 en 25 februari 1945 trokken circa 600 bewoners van Kommern de tunnels van de Griesberg in om ze pas te verlaten op het moment dat de Amerikaanse troepen op 5 maart het dorp in marcheerden.

Mechernich, 19 november 1944.  Beste Anny, heb deze week je brief ontvangen en schrijf meteen terug nu het rustig is. Vanmorgen om acht uur waren er alweer bommenwerpers, die laten je niet eens naar de kerk gaan. Met mooi weer zijn ze altijd present. Van thuis hoor ik niets meer, maar daar reken ik niet meer op. Deze week heb ik een soldaat gesproken die uit Venlo kwam. Hij zei dat in Venlo alles kapot is. De Engelsen hebben geweldig gebombardeerd, van de brug tot aan de Keulsepoort, de brug zelf had ook een voltreffer gehad en het Ziekenhuis.  Als dat kapot is zal van ons huis ook wel niet veel meer staan. Toen hij uit Venlo wegging waren de Engelsen nog acht kilometer van Venlo af. De artillerie schoot er al in, die maakt nu de rest kapot. De Venlonaren van 11 tot 60 jaar oud moesten allemaal aan de Maas loopgraven maken.  Daar zullen de broers ook wel bij zijn.

Het is zo treurig, hier zijn 1400 Rotterdammers aangekomen van 16 tot 45 jaar, die hebben ze zomaar van de straat opgepikt, de arme donders hadden niets bij zich. Wat moet dat worden, als ze zo doorgaan zie ik onze Ben ook weer hier komen. Ik weet nog niet Anny wie nu het beste af is; wij hier of zij in Holland. Wij hebben hier ook geen leven meer met al die vliegers de hele dag.

Er zijn grote troepenverplaatsingen. Het is best mogelijk dat jouw Franz geen tijd krijgt om te schrijven en de post gaat ook langzaam.  Het is wel gevaarlijker nu hij bij de infanterie is, maar hij is vast niet aan het front, zo gauw gaat dat niet. Je vroeg me of ik wat cacao kon sturen, dat zal ik graag doen als ik maar wist hoe. De post neemt helemaal geen pakjes meer aan. Ik zal in ieder geval wat voor jou bewaren. Als we over de Rijn gezet worden gaat het misschien. Ik heb al anderhalf pond verruild voor brood en tabak. Ik kreeg voor een half pond 6 pakjes tabak. Dinsdag zijn we naar de begrafenis geweest van onze kameraden die met het bombardement omgekomen zijn. Het was net of een eigen broer dood was. Alle jongens huilden en de Lagerführer zelf ook.

Pap vraagt zich terecht af wie het beste af is: wij hier of zij in Holland. Hij weet dat het St. Jozef ziekenhuis maximaal 300 meter van zijn ouderlijke woning verwijderd is. Bovendien kreeg Venlo op het moment dat hij deze brief schreef het laatste van de 13 bombardementen te verduren. Als gevolg van dit bombardement waren er 19 burgerslachtoffers te betreuren.

Seubtendorf, 23 februari 1945. Beste Anny, ik zit op het ogenblik in Thüringen en heb het zeer goed. Ik ben hier op Erholung, alle drie de stokers zijn hierheen gestuurd om op verhaal te komen. Dat hadden we ook verdiend na al die bombardementen. Het is heerlijk rustig, ik heb hier een leven als een prins. Het is tien uur en ik lig nog in bed, ik mag niet opstaan voor half elf. De koffie brengen ze me op bed en nu heeft mijn kostvrouw mij schrijfpapier gebracht om jou te schrijven. Seubtendorf is een dorpje tussen de bergen, de sneeuw ligt nog zeker een meter hoog. Bommenwerpers komen hier ook over, maar werpen doen ze niet, ze zien ons dorpje niet liggen tussen die hoge bergen. De mensen zijn hier zo stug en stijf als een pantzer, zeggen helemaal niets. Alleen mijn kostvrouw is een best mens, ze is ook uit het Rijnland en is daar uitgebomd. Ik moet hier veertien dagen blijven, daar horen de reisdagen ook bij. Van Euskirchen tot hier hebben we vier dagen en nachten gereisd. Ik kreeg de vorige week in Euskirchen een brief van jou en daarin schreef je me dat je niets meer van me hoorde. Ik begrijp er niets meer van, ik schrijf nog iedere week hoor. Heb je mijn brief nog niet gekregen waar ik je schrijf dat vader en onze zussen en broers uit Venlo geëvacueerd zijn naar Duitsland? Maar waar? Ze zijn al vier weken hier en tot nog toe heb ik niets van hen gehoord. Ik maak me erg ongerust over hen, wie weet waar ze zitten en in wat voor ellende. Wat moet dat toch worden? Ben je nog niet bang voor de Russen, als die te dichtbij komen, maak dan dat je wegkomt. Ik heb dikwijls geen moed meer, dan is me alles te veel hier, waar hebben we dat aan verdiend dat we zo moeten leven? De hele wereld ligt overhoop, daar komt niets goeds meer uit. Hier in Thüringen is het nog het land van beloften, je merkt niets van de Krieg, alles is te krijgen. Hier heb je nog wat aan de bonkaarten, in Euskirchen kon je niets meer kopen. Vanmiddag kreeg ik koteletten met spek, ik wil hier wel blijven zolang de oorlog duurt, maar dat gaat nou eenmaal niet. De volgende week moet ik weer naar het westen terug, ik zie op tegen die reis, dat is een echte Hemelvaart hoor. Tot ziens in Holland daaag.

De familie Theelen is inderdaad geëvacueerd naar Brüggen op 20 kilometer van Venlo, voor pap op dat moment onbereikbaar. In zijn brieven is pap openhartig over zijn dagelijkse leven in oorlogstijd. Uiteraard doodsangst, bezorgdheid (familie in Venlo) en medeleven met de dwangarbeiders uit Rotterdam. Over de liefde wordt niet geschreven terwijl die er wel was. Een van zijn collega’s in Euskirchen was Antoon Nillissen uit Nijmegen. Op 10 oktober 1946 trouwt pap in Nijmegen voor de wet met Anna Nillissen, de zus van Antoon. Op de vraag van ons kinderen: ”Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?” was het altijd: “door de oorlog“, met de toevoeging van mam: ”Het was liefde op het eerste gezicht”. Zoals Theo in zijn laatste brief schreef werd hij de eerste week van maart 1945 in Euskirchen verwacht. Op 4 maart werd Euskirchen door de 78e divisie van het Amerikaanse leger ingenomen, op 5 maart gevolgd door Mechernich en Kommern.

Op 12 juni 1945 kreeg pap in Münchberg een pas van het Allied Expeditionary Government om per trein naar Venlo te reizen. Deze plaats lag hemelsbreed 40 km van Seubtendorf af, bovendien werd het stadje in die tijd overspoeld door ongeveer 3000 “Heimat Vertriebenen” Dus is de veronderstelling gerechtvaardigd dat pap in maart 1945 niet meer in Euskirchen is geweest. Waarschijnlijk is hij eind 1943 begin 1944 op verlof met Anton Nillissen meegegaan naar Nijmegen en leerde hij daar zijn toekomstige vrouw Anna kennen. Blijft apart dat hij zijn liefde geen enkele keer in de briefwisseling met zijn zus noemde.

Verantwoording: De brieven maakten niet alleen indruk, maar prikkelden ook mijn nieuwsgierigheid om te onderzoeken of de gebeurtenissen die pap beschreef ook elders gedocumenteerd waren. Alle bombardementen en andere oorlogshandelingen worden nauwkeurig weergegeven in de boeken van Hans-Dieter Arntz, Kriegsende 1944/1945 – Zwischen Ardennen und Rhein, Kriegsende 1944/1945 im Altkreis Euskirchen en Kriegsende 1944/1945 Im Altkreis Schleiden. (Kümpel, Euskirchen)

Over de tijd 1944-1945 in Venlo heb ik gebruik gemaakt van “Die Swaere Noodt” geschreven door Martien Blondel en “Tussen Twee Vuren” van A.P.M. Cammaert (van Gorcum- Assen).

Theo Theelen