Antoinettes leven tijdens de Tweede Wereldoorlog

Wij zijn Tessa van Rijn en Suze Gipmans van het Valuascollege in Venlo en wij maken ons werkstuk voor het vak geschiedenis, ook waren we erg benieuwd hoe mensen uit de Tweede Wereldoorlog die tijd ervaren hebben en hebben meegemaakt. Wij hebben Antoinette Jacobs, ook wel Nettie genoemd, geïnterviewd voor dit werkstuk. Zij was 14 jaar tijdens de bezetting en heeft in deze tijd veel meegemaakt en gezien. Zij woonde samen met  haar familie in Venlo, waar ze is geboren en is opgegroeid. Nettie en haar familie waren geen Joden dus hoefden tijdens de oorlog ook niet onder te duiken. Toen wij bij Nettie thuis aankwamen werden we goed verwelkomd en kregen we meteen iets lekkers te drinken en te snoepen. Het interview zelf ging erg goed af en toe merkten we wel dat Nettie het er een beetje moeilijk mee had, op zo’n momenten gingen we even wat leuks met haar bespreken om haar wat op te vrolijken.

Nettie woonde met haar broer, haar zus en haar ouders in Venlo. Ze was net 14 geworden en had haar verjaardag nog kunnen vieren in april. Toen de oorlog uitbrak in mei werden ze geëvacueerd naar de Venlonazaal. Daar moesten ze overnachten.

Na een paar weken verhuisden ze naar het centrum. Nettie moest veel koken en poetsen in huis. Ze hadden het geluk dat ze genoeg eten hadden. Dat kwam doordat haar opa bij de politie werkten. Hij kreeg namelijk wel eens eten mee naar huis als hij een dienst had gedraaid. Toch stalen ze af en toe eten van het platteland, dat waren dan vaak wortels en koolraap.

Thuis hadden ze geen stroom en water. Daarom ging Nettie met haar broer Schraar en haar nichtje Mia water halen langs het ziekenhuis. Daar werd veel geschoten. Nettie zei: ‘Het maakt me niet uit of we Nederlands, Duits of Engels zijn we gaan daar naar binnen!’ Maar toen ze weer naar huis wilden gaan, mochten Nettie en Mia niet meer naar buiten van de Duitsers. De Duitsers hadden eenmaal de vrouwen nodig voor het huishouden. Nettie en Mia waren erg bang, daarom ging Schraar meteen naar hun opa toe en samen gingen ze naar het ziekenhuis. De opa van Schraar, Nettie en Mia dreigde woedend tegen de Duitsers dat ze de meisjes vrij moesten laten en als ze dat niet deden dan ging hij er een melding van maken bij de raad Commissaris. Uiteindelijk konden de Duitsers niks anders doen dan alle meisjes vrijlaten.

Mia was bang dat ze nog een keer gevangen genomen werd en dat ze dan echt moest werken voor de Duitsers. Maar dan zou Mia meteen worden doodgeschoten, ze hadden namelijk niks aan haar. Ze had iets aan haar been en de dokters konden niks voor haar betekenen. Daarom hebben ze meteen een joodse dokter gebeld toen ze weer thuis aankwamen. De joodse dokters wisten namelijk veel meer in die tijd dan de andere dokters in de buurt.

Hij had een recept voorgeschreven en gaf hun de taak om het wel zelf op te halen. Voor een jood was het namelijk te gevaarlijk. Ze hadden het gehaald en binnen 3 dagen was Mia’s been genezen. Mia zei vol blijdschap: ‘Het is echt een wondermiddel!’

Nettie en Schraar gingen samen naar hun tante. Ze zouden daar eten ophalen, maar ze hadden niet genoeg meer in huis. Dus zei hun tante: ‘Kom de volgende dag maar terug.’ De volgende dag ging Schraar samen met Mia het eten ophalen. Ze kwamen langs het Zwarte Water, maar daar werd geschoten. De Engelsen aan de linkerkant van het water tegen de Duitsers aan de rechterkant van het water. Mia en Schraar doken de berm in. Mia ging zich onder de berm liggen en alleen haar schoenen waren een beetje beschadigt. Schraar ging aan de zijkant van de berm liggen, maar op hem was 16 keer geschoten. Hij lag in de kelder van het ziekenhuis op het bovenste bed. Maar hij werd naar het onderste bed verplaatst, omdat er allemaal bloed naar beneden druppelde. Nettie en haar familie hebben met veel verdriet afscheid van hem genomen. 2 dagen later is hij overleden.

14 februari moest de familie van Nettie met de trein naar Friesland, omdat hun opa de treinleider zou zijn. Maar de hele reis ging niet door, dat kwam doordat Schraar opnieuw begraven zou worden. Nettie wilde daar graag bij zijn, maar dat mocht niet. Hij was daarvoor gewoon te vies. Hij lag helemaal onder de spinnenwebben en het was niet fijn om hem zo te zien.

De oom van Nettie was voor de Duitsers, hij was een NSB’er. Nettie en haar familie zagen hem daarom ook niet meer. Schraar zag hem weleens voorbij komen en riep dan woedend: ‘Rotte pruus det ‘t is’. De opa van Nettie was een collaborateur. Hij werkten samen met de Duitsers, maar dat deed hij alleen om zijn familie te kunnen beschermen. In het echt was hij strikt tegen de Duitsers.

De rest van de familie was allemaal sterk tegen, in de stad zongen en marcheerden de Duitsers altijd. Iedereen die tegen de Duitsers waren keerden zich altijd met de rug naar hun om, omdat ze zo enorm kwaad waren.

In de buurt waar Nettie woonde zijn allemaal kelders doorgebroken en met elkaar verbonden. Dit was ervoor om te voorkomen dat er iets met hen zou gebeuren. Als zij dan boven iets hoorden konden ze onderlangs via de kelders naar het huis van een van de buren. Dit is gelukkig maar zelden gebruikt. Wel is er op een dag dat Nettie met haar gezin naar hun opa en oma zijn gegaan een granaat op hun huis gevallen waardoor hun huis onbewoonbaar is geworden. Zij zijn toen in het huis van mensen uit hun buurt gaan wonen, dat huis stond namelijk toch leeg, omdat die buren waren weggevlucht.

Hoewel Nettie wist dat ze ‘s avonds niet naar buiten mocht, omdat dat te onveilig was, ging ze toch vaker in de avond van haar opa’s huis naar haar eigen huis. Totdat er op een avond een man recht op haar en haar opa af kwam lopen. Nettie vertelde dat ze heel bang was dat die man hun iets aan ging doen. Maar in plaats van hun iets aan te doen hielp de man hun om Nettie en haar opa zo snel mogelijk naar huis te brengen. Die avond nog hoorden Nettie en haar moeder de hele tijd een gekraak rondom het huis. De moeder van nettie ging buiten kijken en toen ze terugkwam was het hele huis onder geplakt met propaganda.

Bij Nettie thuis hadden ze ook een radio, hier luisterden ze vaak stiekem naar. Eigenlijk mochten de Nederlanders niet naar de radio luisteren vanwege censuur, maar toch deden veel mensen het. Ze luisterden vaak naar Radio Oranje waar veel verteld werd over de oorlog vanuit de kant van de mensen in het verzet. Radio Oranje vertelde veel dingen die de Duitsers niet wilden vertellen. Bijvoorbeeld dat de Engelsen kwamen of dingen waardoor iedereen zich tegen de Duitsers zouden verkeren.

Nettie wist veel over wat er gebeurde in de vernietigingskampen, ook wist ze van de Holocaust af. Dat was het massaal vermoorden van joden. Het was voor haar een vreselijke tijd zo zegt ze: ’Ik heb het lichamelijk overleeft maar geestelijk niet’ en ‘Als er nog een oorlog uit zou breken gooien ze maar de eerste de beste bom op mij, dan ben ik daar ook vanaf.’

Nettie had in de tijd van de bezetting veel vrienden waarmee ze vaak buiten speelden. Dit deed ze altijd met allemaal kinderen uit de buurt of zo nu jong of oud waren. Ze deden vaak alsof ze in het circus zaten of speelden spelletjes op straat. In 1980, toen Nettie net terug was uit Amerika heeft ze nog een reünie met veel van haar oude vrienden gehad. Zij kende alle namen van haar vrienden nog en kreeg van haar vrienden de bijnaam ‘menselijke encyclopedie’.

Onder de oorlog ging Nettie vaak met haar beste vriendin Mathilda op onderzoek uit. Toen ze samen op een dag naar de tante van Nettie onderweg waren zagen ze een hele grote hoop met stro liggen. Omdat Mathilda een erg nieuwschierig typje was, nam ze maar al te graag even een kijkje in de strobaal. Dit had ze beter niet kunnen doen, want in de strobaal troffen ze twee doodgeschoten Joden aan. Dit hebben ze bij de politie gemeld. Er werd een hele tijd iemand verdacht maar ze zijn nooit te weten gekomen wie de moordenaar was van de twee Joden.

Na de oorlog was een bevrijdingsfeest, hier was Nettie samen met haar ouders en haar zus naartoe gegaan. Alles werd versierd en overal op straat werd blij gezongen.

Sommigen mensen kregen ook nog een bedankje.

Toch vond Nettie het feest niet zo leuk, doordat allemaal verraders werden kaalgeschoren, in kleine kooien opgesloten en gedeporteerd. In 1946 kreeg de opa van Nettie een bericht dat hij nog in India moest komen vechten. Hier heeft hij nog veel erge dingen meegemaakt. Een paar dagen na al die ellende werd de opa van Nettie ernstig ziek. Hij had darmkanker gekregen. Gelukkig is hij hier aan geopereerd en volledig van hersteld.

Lees meer interviews