Wij, Susan en Vera, hebben afgelopen week mevrouw Ververgaert geïnterviewd over de Tweede Wereldoorlog. Mevrouw Ververgaert  was 13 toen de oorlog begon, en 17 toen de oorlog eindigde. Ze woonde op de Sint Urbanusweg en had een zaak op de Vleesstraat. Ze waren met acht mensen thuis. Ze heeft ons verteld hoe haar jeugd was tijdens de oorlog en wij gaan haar verhaal vertellen.

Wij vroegen of ze ook familie in andere delen van Nederland had en zo ja of ze die familie vaak zag. Ze vertelde dat ze ook familie in Linden en in Heerlen had, en dat ze ook tijdens de oorlog nog steeds om de 3 weken naar Linden toe ging. Zij en haar gezin gingen iets minder vaak naar Heerlen, omdat dat wat verder weg ligt.

In de oorlog is een vriend van haar broer meegenomen naar de Ganzenstraat, waar ze toen woonden. Hij heeft 10 tot 14 dagen bij hen gewoond. Daarna zei hij dat hij de Maas over ging zwemmen en mee ging helpen met schieten. Mevrouw Ververgaert haar vader gaf daar geen toestemming voor en zei dat hij dat aan zijn ouders moest vragen. Later is hij helaas doodgeschoten door Amerikanen in de Maas, omdat ze niet wisten of hij een Duitser was.

Mevrouw Ververgaert hoefde geen klusjes te doen, want ze zat overdag gewoon op school op die leeftijd. School en werk ging gewoon door. Mevrouw Ververgaert zat op de school genaamd ‘Muller’, deze school bestaat nu niet meer. De lestijden van de school bleven hetzelfde alleen mocht je geen Engels leren. Zelfs het woord girls dat in de naam van de Venlose hockeyclub, waar mevrouw Ververgaert lid van was, ‘De Venlo Girls’ werd verboden. (het leven ging gewoon door alleen er was steeds minder)

De meisjes in de tijd van de oorlog droegen alleen jurkjes. Ze droegen daarbij ook korte sokjes, in de winter droegen ze geen sokjes maar een soort sportkousen.

‘Waren er tekorten aan bijvoorbeeld voedsel, in de tijd van de oorlog?’, vroegen wij, Susan en Vera. In de eerste jaren waren er geen tekorten aan voedsel. Alleen in de laatste jaren was er een tekort. Toen was er bijna niks meer te eten.  Er lag bijna niets meer in de winkels, er was geen aanvoer meer. Je was blij als je wat had. Mevrouw Ververgaert is ook wel eens met de fiets naar Velden (en nog een stuk verder) gefietst met een groot blik melk dat ze dan daar kon halen met bonnen. Dat deed ze om maar iets te krijgen. Het krijgen van voedsel is alle oorlogsjaren eigenlijk heel slecht geweest. De mensen die geen bonnen hadden hebben het heel slecht gehad. Mevrouw Ververgaert  had nog klanten van de zaak die bijvoorbeeld boer waren ,en die af en toe spontaan wat langskwamen brengen, ‘Dus totdat het echt fout liep kan ik niet zeggen dat we echt honger hebben gehad’ zei mevrouw Ververgaert. Wel heel veel angst. Ook toen een keer een soldaat in de kamer kwam die van een hele hoge officier schoenen moest poetsen en hun, mevrouw Ververgaert en haar familie, moesten toekijken. ‘Ja dan schiet je veel te binnen’ zei mevrouw Ververgaert.

Er was een bombardement en een brand bij de grote kerk. Die is toen afgebroken. Mevrouw Ververgaert kon vanaf de Sint Urbanusweg zien hoe de toren van de Klaaskerk brandde. Ze keek vanaf haar straat de stad in. Bijna iedereen dacht dat er niks meer over zou blijven van Venlo. Er was een zusterschool waarin dertien nonnen levend verbrand zijn. De mensen dachten ook dat het stadhuis in brand zou vliegen, maar dit is gelukkig niet gebeurd.

Mevrouw Ververgaert en de anderen die in het huis woonden werden het huis uit gezet. (Dit gebeurde 10 dagen na het bombardement en de brand bij de grote kerk.) Ze moesten binnen een half uur hun spullen pakken die ze mee wilden nemen. Ze konden alleen bijna niks meenemen, want als je hoort dat je binnen een half uur je huis uit moet, ben je helemaal van de kaart. Ze zijn geëvacueerd naar een winkel, maar ‘s ochtends stond er water in de kelder, dus toen zijn ze naar de Ganzenstraat gegaan. Daar woonden klanten van de zaak van mevrouw Ververgaert haar familie. Daar zijn ze ondergebracht met 10 man. Een paar dagen nadat ze op de Ganzenstraat zijn gaan wonen, hebben de Duitsers Mevrouw Ververgaerts jongste broer op straat opgepikt en meegenomen naar Duitsland. Hij is maanden na het einde van de oorlog pas teruggekomen. Er is daar ook razzia geweest en daar zijn ze met twee mannen, een vader en een vriend van haar broer, in een hooimijt (waar het hooi opgestapeld wordt om te drogen) gekropen, en toen hebben de soldaten met een bajonet gestoken, ze hebben het toen niet gered. Mevrouw Ververgaert en haar familie moesten daar omheen staan om te kijken. Dat zijn hele dramatische dingen.

Een tijd later zijn er dertien granaten rond om het huis gevallen in de Ganzenstraat, dus daar moest iedereen weg. Ze zijn toen op de Boenerstraat terecht gekomen. Daar zijn ze opgenomen. Er was een slagerswinkel op de hoek. Nu is op die plek een makelaar. Daar sliepen ze in de kelder met 10 mensen. De kelder was maar heel klein, en iedereen lag heel dicht op elkaar. Als iemand op moest staan, bijvoorbeeld naar het toilet ‘s nachts, dan moest iedereen opstaan, want er was anders te weinig plek, en dat ging dan niet anders. Daar is mevrouw Ververgaert dus geweest. De eigenares was een Duitse vrouw, maar haar man was Nederlands. Ze zijn door hen toch heel goed behandeld geworden. Ze zijn in dat huis daar gebleven tot de laatste dag van de oorlog.

De Duitsers namen alle mannen mee, maar dat was heel normaal. Die werden gewoon van de straten gehaald, en ze moesten mee naar Duitsland. Bij de mensen in de kelder, onder de slager, is toen alleen de jongste broer van mevrouw Ververgaert weg gehaald.

Op een dag (in de oorlog)  ging haar broer naar de stad toe om brood te halen, maar de Duitsers hebben hem toen opgepakt ,en meegenomen naar Duitsland. Een meisje van de HBS, dat bij hem in de klas zat, heeft hem op straat ergens gezien en hij heeft tegen haar gezegd: ‘Vertel de mensen in de Ganzenstraat dat ik meegenomen ben en dat ik in Nazareth zit’. Mevrouw Ververgaert haar moeder is daar toen heen gegaan met een deken en andere spullen, maar hij was al in de trein naar Duitsland geplaatst. Na 3 of 4 maanden is Mevrouw Ververgaert haar broer teruggekomen. Haar broer sprak niet over wat er was gebeurd. Wel weten we dat zijn nagel eraf is getrokken en zijn duim daarna voor altijd rechtop is blijven staan. Hij is naderhand dement geworden en toen kwam er een enorme gif uit hem. Mevrouw Ververgaert denkt dat die gif van toen is. Helaas is hij een paar maanden geleden overleden.

Er kwamen ook Duitsers bij de eigenares van het huis waar ze sliepen, maar zij zei dat er niemand anders in het huis was. De Duitsers geloofden haar niet, ze wisten wel dat er een aantal mensen waren. Ook dachten ze dat er mannen zaten, en die mannen werden allemaal meegenomen. De eigenares heeft de hele familie wel gered. Achteraf vond mevrouw Ververgaert het ergste, dat ze de eigenares na de oorlog hebben opgepakt, naar Roermond hebben gebracht en hebben kaalgeschoren, omdat ze Duits was. De eigenares was inderdaad Duits, maar ze was een goede Duitser, want er bestonden ook goede Duitsers, nu ook nog steeds. Net zoals er slechte Nederlanders en goede Nederlanders bestaan. Toen werd iedereen naar Groningen en Friesland geëvacueerd. Toen zijn ze nog een keer door de eigenares gered, want die zei “Ik ga niet, en zij gaan ook niet”. De eigenares had het over mevrouw Ververgaert en haar familie. Ze hebben heel veel aan haar te danken, ondanks dat het een Duitse vrouw was. De vrouw had een man die Nederlands was, en een kind dat nog maar heel klein was, rond een jaar of vier, vijf. Zelf hadden ze, Mevrouw Ververgaert, haar familie en de mensen die er al woonden, helemaal niets. Met kerst zaten ze aan een tafel gemaakt van een plank van een bed. Mevrouw Ververgaert heeft veel te veel ellende gezien. Zij en haar familie hadden niks meer. Ze hadden een winkel, maar die was leeg, ze hadden een woonhuis, maar daar konden ze niet in.

De Duitsers namen alle mannen mee, maar dat was heel normaal. Die werden gewoon van de straten gehaald, en ze moesten mee naar Duitsland. Bij de mensen in de kelder, onder de slager, is toen alleen de jongste broer van mevrouw Ververgaert weg gehaald.

Op een dag (in de oorlog)  ging haar broer naar de stad toe om brood te halen, maar de Duitsers hebben hem toen opgepakt ,en meegenomen naar Duitsland. Een meisje van de HBS, dat bij hem in de klas zat, heeft hem op straat ergens gezien en hij heeft tegen haar gezegd: ‘Vertel de mensen in de Ganzenstraat dat ik meegenomen ben en dat ik in Nazareth zit’. Mevrouw Ververgaert haar moeder is daar toen heen gegaan met een deken en andere spullen, maar hij was al in de trein naar Duitsland geplaatst. Na 3 of 4 maanden is Mevrouw Ververgaert haar broer teruggekomen. Haar broer sprak niet over wat er was gebeurd. Wel weten we dat zijn nagel eraf is getrokken en zijn duim daarna voor altijd rechtop is blijven staan. Hij is naderhand dement geworden en toen kwam er een enorme gif uit hem. Mevrouw Ververgaert denkt dat die gif van toen is. Helaas is hij een paar maanden geleden overleden.

Er kwamen ook Duitsers bij de eigenares van het huis waar ze sliepen, maar zij zei dat er niemand anders in het huis was. De Duitsers geloofden haar niet, ze wisten wel dat er een aantal mensen waren. Ook dachten ze dat er mannen zaten, en die mannen werden allemaal meegenomen. De eigenares heeft de hele familie wel gered. Achteraf vond mevrouw Ververgaert het ergste, dat ze de eigenares na de oorlog hebben opgepakt, naar Roermond hebben gebracht en hebben kaalgeschoren, omdat ze Duits was. De eigenares was inderdaad Duits, maar ze was een goede Duitser, want er bestonden ook goede Duitsers, nu ook nog steeds. Net zoals er slechte Nederlanders en goede Nederlanders bestaan. Toen werd iedereen naar Groningen en Friesland geëvacueerd. Toen zijn ze nog een keer door de eigenares gered, want die zei “Ik ga niet, en zij gaan ook niet”. De eigenares had het over mevrouw Ververgaert en haar familie. Ze hebben heel veel aan haar te danken, ondanks dat het een Duitse vrouw was. De vrouw had een man die Nederlands was, en een kind dat nog maar heel klein was, rond een jaar of vier, vijf. Zelf hadden ze, Mevrouw Ververgaert, haar familie en de mensen die er al woonden, helemaal niets. Met kerst zaten ze aan een tafel gemaakt van een plank van een bed. Mevrouw Ververgaert heeft veel te veel ellende gezien. Zij en haar familie hadden niks meer. Ze hadden een winkel, maar die was leeg, ze hadden een woonhuis, maar daar konden ze niet in.

Carnaval vierde je niet. Wel kerst maar het eten werd natuurlijk steeds minder. Sinterklaas werd ook nog steeds gevierd met kleine pakjes.

Ze is maar één keer ‘s avonds naar een bioscoop geweest in de oorlogsjaren omdat, om 9 uur alles donker moest  zijn en je de straat niet op mocht tot ‘s morgens 6 of 7 uur, ‘Een jeugd heb ik niet gehad, je zat binnen, je kon niet anders’,zei mevrouw Ververgaert. Haar vader wachtte ‘s avonds buiten, in de grote tuin, of hij vliegtuigen hoorde aankomen. Als er een vliegtuig kwam moesten ze de kelder in. Dan moest je in de kelder wachten tot het voorbij is. Behalve als het vliegtuig ‘vrolijk Fransje’ ,van de Amerikanen, voorbij vloog want, dat betekende dat er geen bombardementen zouden komen die avond. Gelukkig zijn er bij mevrouw Ververgaert geen bombardementen geweest. Alleen in het centrum van Venlo, want de Amerikanen moesten de brug bevrijden, maar dit lukte niet. Dat kan je ook zien aan de bevrijdingsdatum, want 3 december is Blerick bevrijd, en 1 maart is Venlo pas bevrijd. Het enige wat tussen Venlo en Blerick zit is de brug. Mevrouw Ververgaert zegt dat het eigenlijk de fout is van de Amerikanen dat Venlo gebombardeerd werd. De Amerikanen wilden Venlo niet bombarderen, maar ze moesten de brug bevrijden. Uiteindelijk hebben de Duitsers de brug zelf opgeblazen.

De laatste dag van de oorlog, toen mevrouw Ververgaert op de Boenerstraat was, werd er ineens geschreeuwd door de straat dat de Amerikanen er waren, op 1 maart rond 16:15. Ze is toen met haar vader naar de Kaldenkerkerweg gegaan. Daar zag ze de Amerikaanse militairen. Die kwamen vanuit Duitsland met de tanks, waar voorop een groot kruis stond. De militairen wisten niet dat ze al in Nederland zaten, ze dachten dat ze nog in Duitsland waren. Maar de mensen in de straten stonden wezenloos te kijken, waardoor de militairen dachten, er klopt iets niet. De mensen zwaaiden niet, want ze waren uitgeput door de honger die ze leden, en er was verder niks meer dat ze hadden.

Ineens ging er een tank open, en er kwamen donkere mensen uit, maar de Nederlandse mensen, waaronder mevrouw Ververgaert, hadden nog nooit donkere mensen gezien. Ze wisten niet wat ze zagen. Toen pas hadden de Amerikanen door dat ze niet in Duitsland zaten. Ook vonden de mensen het raar dat deze militairen spekzolen onder de schoenen hadden, in plaats van de dikke ijzeren zolen die de Duitsers hadden. Ze begonnen met chocolade, sigaretten en andere dingen die in de tanks hadden, te gooien. Venlo is toen bevrijd, tot aan café Wilhelmina. (Dat ligt tegenover het station.) In de buurt van het café zijn ze toen even blijven steken, de tweede dag gingen ze verder. De mensen waren eigenlijk een beetje wezenloos toen de Amerikanen kwamen, hun reactie was van: “oh ze zijn er”. De mensen hebben zoveel ellende gehad, dat ze niet zeiden en dachten “Hoera hoera hoera”, want dat zat er gewoon niet in. Er was daarvoor te veel ellende geweest. Mevrouw Ververgaert ergert zich daarom ook elke keer als ze de bevrijding van Amsterdam ergens ziet, ‘Ze stonden te juichen, en ze hadden veel minder meegemaakt, bijvoorbeeld qua bombardementen. Ze hadden honger, dat hadden wij natuurlijk ook, maar ons hoorde je er niet over praten. Wij hadden niks, de huizen lagen in puin’ zei ze. Een hoge officier van Amerika is ook nog een keer langsgekomen en heeft gezegd dat van heel Nederland, Venlo de heftigste bevrijding was, omdat ze wezenloos stonden te kijken, ze waren blij maar er kwam niets uit het hart. Weken daarna drong het pas door dat ze bevrijd waren. Toen waren ze wel (heel) blij.

De volgende dag zijn de vader en de oudste broer van mevrouw Ververgaert naar hun eigen huis gegaan. Ze liepen door de straten toen haar broer het puntje van het dak van het huis waar ze in woonden zag. En als er een punt van het dak is, dan zou er ook nog een deel van het huis moeten staan. Maar er waren wel allemaal granaten rondom het huis ontploft, en er waren veel loopgraven gegraven. Ze hadden een vrij groot huis, dat aan de Maas stond. Er waren allemaal arbeiders. Zij hadden de loopgraven  gemaakt, onder andere door de tuin. De hoge heren zaten bij de arbeiders.

In de oorlog met de bombardementen en het schieten was mevrouw Ververgaert vaak doodsbang. In Genooi, waar ze zat, waren bijna geen bommen gevallen, maar de vliegtuigen van de bombardementen vlogen wel over hen heen, en je hoorde de schoten en ontploffingen naderhand. Ze zat vaak In de kelder en daar was ze ook heel erg bang,  zij en haar familie dachten wel vaker dat er zo een bom op het huis zou vallen, ze zaten ook vrij hoog op een heuvel, dus het was echt levensgevaarlijk. Ze, mevrouw Ververgaert en haar familie, zijn bang geweest, ze hebben honger gehad, ze hebben ellende en armoede meegemaakt, ze hebben meegemaakt dat ze niets meer hadden, een winkel waar niks meer in zat, het woonhuis was helemaal uitgeleefd, alles wat er nog was, was gestolen. Er was niets meer toen de oorlog bijna was afgelopen. Maar ze zijn er toch bovenop gekomen, met hard werken.

Met heel hard werken hebben ze het gehaald en daarom hebben wij, de generatie die nu volwassen en jeugd is, het nu zo goed. In feite hebben wij het daar aan te danken.

Lees meer interviews