Hallo, wij zijn Cathelijne Moors en Juliëtte Drogt. Voor ons project ‘75 jaar bevrijding’ hebben wij meneer Ambaum en meneer Steegers geïnterviewd over hun ervaringen in de tweede wereldoorlog. Meneer Ambaum was negen jaar oud, bijna tien, toen de oorlog begon en woonde tijdens de oorlog in Steyl. Hij hield van creatief bezig zijn, dit zat binnen de familie. Hij heeft gestudeerd in Amsterdam en heeft nu 2 kinderen en een vrouw. Meneer Steegers was acht toen de oorlog begon en woonde tijdens de oorlog in ‘t Ven bij de oude steenfabriek. Hij hield erg van voetballen en kaarten met zijn familie en vrienden. Hij is getrouwd in 1960 en heeft drie kinderen.

Interview met meneer Ambaum

Het was 10 mei, zoals jullie weten, en we werden ‘s nachts om 4 uur wakker gerommeld. We zagen alleen maar Duitsers langs lopen met paarden, kleine kanonnen en pontons. Deze pontons waren om een brug te leggen van Steyl naar Baarlo. We hebben dit om 4 uur allemaal voorbij zien komen en als jonge jongen was dit best interessant natuurlijk. Een uur later, om 5 uur dus, moest ik al bij mijn vader op het matje komen omdat mijn broer die al wat verstandiger was had gezegd dat ik met de Duitsers aan het praten was. Ik was dus met de vijand aan het praten, maar ik wist niet beter. Dat ging automatisch. We hebben de oorlog dus ook de eerste dagen meegemaakt, ik heb de doden zien vallen en het schieten gehoord. Niet zo veel natuurlijk want de weerstand die ze van de Nederlanders kregen was niet zo sterk. In de eerste vier weken van de oorlog viel al de eerste bom in Limburg en die viel voor onze deur. Dat is natuurlijk schrikken maar je kon bij je kennissen verder slapen en je begreep eigenlijk niet wat er gebeurde op die leeftijd.

Ik zat als extern op een kostschool bij de Munt in Tegelen. Er zaten veel schipperskinderen, maar mijn vader dacht dat het een betere school was dan de dorpsschool. De school was toen door de Duitsers geannexeerd, we gingen daarna naar huize Gusto. We gingen daar met alle leerlingen van die school heen. Er zat een vreselijk leuk park om de school waar je bijvoorbeeld kon schaatsen op de beek. De school zat in Venlo, dus ik heb daar alle bombardementen van Venlo ook meegekregen.

Het was maar een heel korte tijd dat mensen maar tot acht uur naar buiten mochten. In Steyl heb ik het nooit meegemaakt dat ik niet meer naar buiten mocht. De radio’s moesten we inleveren, maar net als nu waren er al veel vindingen om een radio na te maken of er een te verstoppen, zo was dat bij mij ook. Wij hebben altijd berichten kunnen horen vanuit Engeland, we waren wel op de hoogte. Er werden wel veel radio’s ingeleverd, want ik weet me nog goed te herinneren dat de Jongerenkerk van voor tot achter vol stond met radio’s.

Ik wist zelf helemaal niks over concentratiekampen. Als jonge jongen kwam dat ook niet binnen. Maar hier werd niet over gesproken, bijna niemand wist ervan. Ik wist wel dat er iets niet goed was met de Duitsers. We hadden namelijk familie vlak over de grens waar we vaak naartoe gingen. Er hing een heleboel spanning in de familie omdat mijn neefje van een paar jaar ouder sympathiseerde met de Duitsers. Hij zat op de middelbare school in Duitsland en ze werden daar zo geïndoctrineerd dat ze niet beter wisten. Ik realiseerde nooit wat er nou echt gebeurde bij de Duitsers, dat wist je niet als 12/13 jarige jongen.

De mensen in het verzet waren ook totaal onbekend. Het enige wat je hoorde was dat er wel eens mensen werden opgepakt en vermoord.

Wat de mensen in het verzet deden wist je niet. Ik heb wel eens verzets briefjes rondgebracht. Mijn vader had een drukkerij dus daar werd nog wel eens wat gedaan. We hebben ook wel eens een drukker uit de drukkerij gehaald. We hebben hem toen naar onze woonkamer gebracht op de slee, want het sneeuwde toen erg hard. Thuis hebben we toen briefjes gedrukt die ik vervolgens heb rondgebracht.

Ik zat in de katholieke gemeenschap en er werd in de grootste kelder van de buurt vaak een mis gelezen. Een dag gingen we in de ochtend naar die mis toe, maar de priesters kwamen niet opdagen. De priesters zaten in het klooster en de mensen zeiden tegen mij dat ik ze moest gaan halen. Ik moest dus over dat bekende veld waar de 1000 granaten gevallen waren en vragen waar pastoor Windhausen en pater Peters gebleven waren. Toen hoorde ik dat ze de ochtend van te voren waren opgepakt door de duitsers en naar Bergen Belsen waren vervoerd. Ze zijn daar ook gestorven. Dat is me altijd bijgebleven, als ik langs het klooster loop moet ik daar nog altijd aan denken.

Ik heb nooit honger gehad. Tijdens de hongerwinter hadden wij het niet zo moeilijk. We hebben bij mij thuis de hele oorlog ervoor gezorgt dat we nooit honger hoefde te lijden. Ik moest 3 keer in de week om 6 uur opstaan om met de fiets naar Baarlo toe te gaan om melk te halen. De melk haalde we bij de boer, de melk werd na het melken direct in de flessen gedaan. We hadden dus volle melk om zo te gebruiken maar ook om boter te maken. We moesten soms voordat we een uur buiten mochten spelen een uur boter maken. In december 1944 waren Blerick en Baarlo bevrijd, maar de andere kant van de maas nog niet. Dus we konden geen melk en eieren meer halen in Baarlo, we moesten nu eten halen in Belfeld.

Vanaf september 1944 tot maart 1945 woonde wij in de kelder, alles deden we in de kelder. Wij zaten in een gebied waar dan ook veel geschoten werd. Voor het klooster in de waterloostraat zat een groot open veld. De Duitsers konden hierdoor in steyl kijken, ze zagen dus ook of daar iemand liep. Ik denk dat er op de veld wel een stuk of 1000 granaten gevallen zijn, deze zijn ook wel eens op het dak gevallen maar dat repareerde we en dan was het weer goed. Je hoorde de granaten ook aan komen, dus je was ook helemaal niet bang want je kon ze eigenlijk gewoon ontlopen.

Tijdens de oorlog werden we vaak ’s nachts om 1 uur gewekt door gerommel van vliegtuigen die overvlogen om te bombarderen in Duitsland. Rond 9 uur hoorde ik de honden al huilen omdat ze de vliegtuigen aan hoorde komen vanuit Zeeland. Als we de vliegtuigen hoorde stonden we op om naar het schouwspel te kijken. Bij het Ruhrgebied, Duisburg en Essen, werd erg veel gebombardeerd. De lichtflitsen konden wij zien en daar keken we dan ’s nachts naar. We hebben ook wel eens een vliegtuig naar beneden zien vallen.

Wat me het meest van de bevrijding is bijgebleven zijn de Amerikanen. Ze kwamen met tanks langs en gooide sigaretten en chocola. Later kwamen er nog meer tanks en grotere auto’s langs. Ik vond het ook wel leuk om al de tanks voorbij te zien komen. Mijn neefje verzameld ook oude Amerikaanse legervoertuigen en doet dus ook mee met evenementen over tanks en legervoertuigen.

Wij bewaarde heel veel eten in potten dus na de bevrijding was er niet veel verschil voor ons. Wij hebben thuis ook niet veel geleden, soms hebben we het ook als een beetje een leuke tijd gezien. Ik ging gewoon naar school en dacht aan mijn toekomst. Het leven ging gewoon verder alleen waren we nu bevrijd en hoefde we niet meer op te passen voor de Duitsers.

We hoorde van de mensen in het dorp dat mensen die bij de NSB zaten opgepakt werden en dat bij de meisjes de haren afgeknipt werden maar ik heb het nooit gezien of echt gemerkt, ik kende die mensen allemaal niet. We vonden het wel goed dat die mensen gestraft werden, maar ook toen begreep ik er als 14/15 jarige niet genoeg van. Nu vind ik het niet anders maar ik denk toch dat ze soms te ver zijn gegaan met het straffen van die mensen.

Interview met meneer Steegers

‘Ik kan me een kort moment goed herinneren. De Duitsers kwamen uit de richting van Straelen en ik stond met mijn vader en moeder nieuwsgierig te kijken naar de Duitse troepen die met paard en al aankwamen.’ De Nazi’s waren in ’t Ven, waar meneer Steegers woonde. Ze waren aan het wachten om de Maas over te steken. Want de brug van Venlo naar Blerick was onklaar gemaakt. De Duitsers verbleven toen in Steenfabriek ‘de Ossenberg’, die tegenover het huis van meneer Steegers en zijn familie lag.

‘Wij kregen weinig tot geen nieuws te horen over joden in concentratiekampen. De Nazi’s publiceerden helemaal niets in de kranten over de kampen.’ Tijdens de oorlog was er bijna niks bekend bij de gewone mens over de gruwelijke gebeurtenissen die zich af speelden in de concentratiekampen. Wel hoorde meneer Steegers geruchten hierover, doordat er in de stad regelmatig joden verdwenen. ‘Ze waren gewoon opeens weg’.

 Voorkant van een schriftje van meneer Steegers

Op een gegeven moment hadden meneer Steegers en zijn familie een radio op zolder. En ’s avonds gingen ze om tien uur stiekem luisteren. ‘Er moest altijd iemand buiten op de uitkijk staan voor het geval dat er een Duitser in de buurt was. Ik vond het altijd erg spannend omdat je natuurlijk geen radio mocht hebben.’

‘Maandag 4 december 1943 moesten wij uit ons huis, het werd er veel te gevaarlijk en bovendien kwamen er Duitsers te wonen. Toen hebben wij in de kelder van fabriek ‘de Ossenberg’ een huishouden opgebouwd’ Meneer Steegers woonde er toen der tijd met zijn gezin en de familie die de fabriek bezat.

In de smederij speelde zich het dagelijks leven af. Ze kookte op de hele grote kachel die er stond en aten met zijn allen aan de tafel. ‘Ook in de hongerwinter hebben wij geen honger gekend. Levensmiddelen haalden we veel van het land om ons heen.’ In de laatste paar maanden van de oorlog woonde er in de fabriek de os commandant van Venlo.’ Dit was erg gevaarlijk, wij waren bang dat ze bommen gingen gooien.’

Tussen 3 september 1944 en 10 maart 1945 heeft meneer Steegers een boekje bijgehouden met aantekeningen. De aantekeningen gingen over gebeurtenissen die in zijn ogen belangrijk waren om op te schrijven. Piet Steegers: “We zaten in de ringoven toen de bommen dichtbij insloegen. We meenden dat het nabijgelegen klooster Nazareth het doelwit was, omdat daar Duitse militairen in gehuisvest waren. Opeens was er een oorverdovende slag. We dachten dat ons laatste uur geslagen had. Het zand van de ovenvloer stoof op en verstikte ons bijna. Toen het weer veilig was en we buiten gingen kijken, zagen we dat een bom op het fabrieksterrein was neergekomen. Een vrachtauto van De Ossenberg was door de luchtdruk rechtop geblazen en stond tegen een houten telefoonmast. Bij ons thuis waren alle ruiten stuk. Veel pannen waren van het dak afgeblazen. Dat is allemaal provisorisch herstel. Rondom de fabriek en Nazareth telden we veertien bomtrechters.” Meneer Steegers heeft dit geschreven toen de geallieerden een luchtaanval uitoefende op het Duitse vliegveld op de grote heide.

Bladzijde uit het schriftje van P.Steegers

Huis familie Steegers

‘Op 2 maart 1945 zagen wij de eerste Amerikanen aankomen en kregen wij onze eerste chocolaatjes en sigarettenpakjes. Daarna stonden de mannen triomfantelijk met een sigaret in de mond. Ik vond de bevrijding echt geweldig!’. De Duitsers die gevestigd waren in het huis van meneer Steegers en zijn familie werden eruit gehaald. En langzaam maar zeker werd het huis van meneer Steegers weer bewoonbaar gemaakt. ‘We konden op een gegeven moment weer rustig slapen. ‘De bevrijding was echt prachtig, het was een enorme opluchting. Wat me het meest is bijgebleven is dat je gewoon weer normaal over straat kon lopen. In die laatste paar maanden keek je heel veel naar de lucht in verband met Amerikaanse vliegtuigen die misschien zouden gaan schieten.’

Lees meer interviews