Introductie

Wij zijn Wouter Ketels en Mark Hulsman. We wonen in Arcen en in Venlo en zijn beide 15 jaar. Het interview hebben we afgenomen bij de oma van Wouter. Haar naam is Truus Ketels. Toen de 2e Wereldoorlog in Nederland uitbrak was ze 11 jaar oud, dat betekent dat ze nu 91 jaar oud is. Haar leven was voor en na de oorlog vrijwel hetzelfde. Ze woonde destijds in Arcen, een stad in het oosten van Limburg op een boerderij bij haar opa en oma. Ze woont er nu nog steeds, alleen is het huis opgeknapt. Ze leefde met 3 broertjes en 2 zussen. De zussen zijn na de oorlog pas geboren. Het interview hebben we voorbereid door vragen te maken. Het interview duurde een dik uur. Het was zeer indrukwekkend om te horen hoe zij de oorlog heeft meegemaakt. We doen deze opdracht, omdat de oorlog precies 75 jaar geleden is begonnen.

Mijn verhaal

Het was een rustige nacht. Ik was net klaar met het helpen van mijn opa om koeien te voeren. Ik woonde en leefde samen met mijn opa en oma en drie broers. Ik was de oudste. Mijn twee jongste broertjes lagen al te slapen. Op de onderste verdieping zat ik met mijn broertje, opa en oma een spel te spelen. Wij leefden heel gelukkig samen met de hele familie op een boerderij. Ons huis had een hele grote schuur waarin grote voertuigen stonden. Mijn opa zei dat ik de schuur nog even moest sluiten. Toen ik bezig was met het sluiten, hoorde ik veel geluiden komen van buiten. Het was het luchtalarm. Je zag overal lichtflitsen. ‘Ik rende sneller dat ik ooit heb gedaan’. Mijn opa en oma zeiden dat ik snel mee moest komen naar de kelder. We hoorden vliegtuigen over ons huis vliegen. Ik was bang en verward, want ik had geen idee wat er gebeurde. De hele nacht door hoorde ik schoten en vliegtuigen. Ik wil niet weten hoeveel soldaten en burgers er zijn gesneuveld in die nacht en volgende dagen. Mijn opa zetten de radio aan om te horen wat er allemaal is gebeurd. De radio zei dat de Duitsers binnen zijn gevallen via de Maas en dat Venlo gebombardeerd is. Ze zeiden ook dat de Duitsers alle huizen gingen controleren. Ik voelde me angstig, omdat ik niet wist wat ze gingen doen, maar mijn opa zei dat ik me geen zorgen moest maken.

Ons gezin leefde acht dagen in de kelder. We wachtten totdat er een signaal kwam dat we uit de kelder mochten. Ik deed in deze tussentijd jokeren, samen met mijn broertje. Eten hadden we genoeg. Oma had veel groente en fruit gewekt in potten. Dit stelde mij gerust. Na een lange tijd klopte iemand op de deur. Iedereen was bang, maar mijn opa maakte de deur wel open. Het waren drie Duitsers met een hakenkruis op hun rechter arm. Ze waren allemaal vrij jong. Ze kwamen zich heel vriendelijk voorstellen en voelden zich gelijk thuis in ons huis. Mijn opa verstond en begreep alleen Duits, dus mijn broertje, oma en ik begrepen helemaal niks van wat de Duitsers zeiden. Mijn opa vertaalde wat ze zeiden en hij zei dat ze zich geen zorgen hoefden te maken. Ik was heel opgelucht. Ze gingen het hele huis controleren en daarna gingen ze weer weg. Ze waren wel heel streng. Toen ik naar buiten keek viel het meteen op dat er veel Duitsers waren. Ze droegen allemaal dezelfde kleding. Zwarte, lange jassen. Wij droegen lange rokken en korte broeken. Ook in de winter.

Een paar maanden later waren er veel dingen veranderd. ‘Er waren veel soldaten gesneuveld en mijn buurman, die ook in het leger zat, was er eentje van’. We mochten ook niet meer naar school. ‘Maar qua leven was er weinig veranderd. Mijn opa en oma werkten nog steeds op de boerderij en ik deed nog altijd jokeren met mijn broertje’. Alleen we vertrouwden de Duitsers niet en mijn opa kwam op het idee om naar Groningen te vluchten. Het was best wel jammer om het huis te verlaten en ik hoopte dat we ooit  terug zouden komen. Mijn opa heeft als eerste het huis verlaten. Hij is fietsend naar Groningen gegaan. Later was het onze beurt om te vertrekken. Mijn drie broertjes, mijn oma en ik moesten lopen naar een boerderij die Gelder heette. Dat lag in het noorden van Limburg. De tocht was heel lang en het sneeuwde, dus het was super koud. Ik zat de hele rit te bibberen en mijn broertjes konden maar niet stoppen met janken. Maar na een lange heftige tocht waren we eindelijk aangekomen in Gelder. Het was een enorme boerderij en toen ik de boerderij binnenkwam kwam de eigenaar ons een handje geven en gaf ons een kopje thee. Hij zei dat we maar snel moesten slapen, want het zou een lange dag worden morgen. De kamer waar ik sliep met mijn broertje was knus. Er waren twee bedden met allebei hetzelfde laken, dekbed en nachtkastje.

De volgende dag werden we heel vroeg wakker gemaakt door onze oma. We kregen eerst een uitgebreid ontbijt en daarna was het tijd om weer te vertrekken. Ik wist nog niet in wat voor voertuig we naar Groningen gingen. Toen ik het voertuig voor het eerst zag was ik meteen verbaasd. Het was een beestenwagen met hierin heel veel stro. Wij moesten in het stro zitten en mijn oma voorin met de eigenaar van de Gelder. De reis was heel raar, want ik zag voor het eerst hoe Nederland er uit zag na de bezetting van de Duitsers. De bestuurder dropte ons voor een dorp. Mijn eerste indruk was niet zo slecht, want het zag er vrijwel hetzelfde uit. Het huis van ons was wel een stuk kleiner en er leefden vier  onderduikers in ons huis. Het waren Joden. Ik wist al dat de Duitsers een hekel hadden aan de Joden vanwege posters die ik overal zag. Ik was eerst heel bang voor ze vanwege de verhalen die de Duitsers vertelden over dit ras, maar in een korte tijd merkte ik al dat ze nergens schuldig aan waren. Dit was ook het punt dat ik realiseerde hoe erg de Duitsers eigenlijk waren. De onderduikers leefde op de zolder en kwamen alleen te voorschijn wanneer ze geen eten meer hadden. Het leven werd steeds meer geheimzinnig, ik vertrouwde niemand meer op straat. Er was ook niemand te verkennen op straat behalve Duitsers.

Op dit punt was het wachten totdat de geallieerden ons land binnenkwamen. Op de radio luisterde ik de hele dag mee met wat er allemaal gebeurde. De enige mensen waar ik mee praatte buiten mijn huis, waren de mensen van de boerderij vier straten verderop. Het viel me ook op dat sommige Duitse soldaten ook tegen Hitler waren, maar ze moesten in hem geloven en dat niet elke Duitser super streng was. Dit geldde niet voor elke Duitser… In september 1943 kwam er een hele strenge Duitser ons huis controleren. We moesten op onze knieën zitten. Hij ondervroeg ons of we mensen hielpen onderduiken. Mijn opa zei natuurlijk nee. Ik was nog nooit zo zenuwachtig geweest, omdat ik wist wat de gevolgen waren voor ons en de onderduikers. De Duitser onderzocht het huis en wij moesten nog steeds op onze knieën zitten. Toen de Duitser de zolder opliep klopte mijn hart uit mijn borst. Hij kwam na een lange tijd naar beneden.  Hij keek ons aan en hij zei ‘Sie haben eine sehr schöne wohnung’. Ik was heel erg opgelucht. De Duitser liep ook meteen naar buiten. Hierna verliepen de dagen rustig.

Ik miste school en de oude boerderij in Arcen. In september 1944 was het een normale dag. Totdat ik verbaasd op de radio hoorde dat de geallieerden Nederland binnenkwamen. Ik liep juichend naar mijn vader toe en zei ‘Opa de geallieerden komen er aan’. Mijn opa kon het niet geloven en hij geloofde mij pas nadat hij mee luisterde met mij. De zege kwam steeds dichterbij. Maar het duurde langer dan ik dacht. Ondertussen is het januari 1945. De geallieerden hebben nog steeds niet heel Nederland bevrijd. Wel al Arcen. Mensen in mijn straat verhongerden, maar wij hadden geluk dat we reservevoedsel hadden gekregen van de vertrouwde boeren vier straten verderop. ‘Ik zat al maanden te popelen om terug te gaan naar Arcen’.

Maar in 1945 op 5 mei is het echt zo ver. De Duitsers hebben opgegeven. Ik liep meteen naar buiten toe en zag overal Nederlandse vlaggen hangen waaronder aan ons huis. De geallieerden reden de straten rond van Groningen en ik heb nog nooit zoveel mensen zien juichen. De meest opgeluchte mensen waren de Joden. Zij konden eindelijk weer naar buiten zonder stress op te lopen. Een week na de bevrijding zijn we terug naar Arcen gegaan. We hebben afscheid genomen van de onderduikers op onze zolders. Zij kwamen acht maanden later op bezoek, in Arcen. We zijn naar huis gegaan via een bestuurder met een tractor. Het was redelijk krap, maar dat boeide ons niet. Er was eigenlijk niks veranderd in Arcen, behalve dat onze kerk kapot gebombardeerd was. Wat wel veranderd was is  dat we ons geen zorgen hoefden te maken over een nieuwe aanval. Ik wil alle soldaten bedanken voor de strijd die ze geleverd hebben en aan de burgers die deze krankzinnige oorlog hebben meegemaakt.

Groetjes Truus Ketels

Lees meer interviews