75 jaar bevrijding in Venlo
Heel Limburg is 75 jaar vrij

Beste lezers, wij zijn Floor Poldervaart en Jitske Linssen. Wij komen uit klas 3A2 en doen een interview voor ‘75 jaar bevrijding in Venlo’.

Tegenwoordig kunnen we ons niet meer voorstellen wat mensen in de oorlog hebben meegemaakt. Daarom interviewen we de twee vriendinnen Bertha en Mia. Beiden zijn 93 jaar oud en waren ongeveer 17 jaar toen in hun dorp Lottum de oorlog uitbrak. Zij hebben de oorlog nog goed op hun netvlies staan. Met hun indrukwekkende verhalen hopen wij u een goed beeld te geven van de jaren 1939 tot 1945 met betrekking tot de oorlog.

Interview met Bertha en Mia:

Bertha en Mia waren 17 jaar toen in hun dorp Lottum de Tweede Wereldoorlog uitbrak. ‘Laten we beginnen bij het begin’, dat was het eerste wat er ter sprake kwam. Bertha begon met een versje die luidt als volgt: ‘Het is Vrijdagmorgen, de dag van tiende mei. Toen Hitler het bevel gaf door Nederland te trekken. En wat hoorde wij een uurtje later? De grensstreek op zijn kop en de duitsers waren binnen, dat was voor ons een stop. Toen werd er flink geschoten, aan de overkant der Maas. En in een grote getallen zijn zij er neer gemaaid’. Dit is haar nog altijd bij de geest gebleven.

Het moment dat er vliegtuigen over hun dorp trokken, noemen ze beiden ‘een verschrikkelijke tijd’. Huilende kinderen die telkens uit hun bed werden getrokken om naar de schuilkelders te vluchten. Bommen die vanuit de lucht naar beneden werden geworpen. Elke avond en nacht moesten ze opstaan om in hun schuilkelder te wachten totdat de vliegtuigen voorbij waren. Het waren koude silo’s, waar normaal gesproken veevoer lag opgeborgen, maar die nu vrij gehouden werden om in te schuilen. In de silo’s zaten meestal een man of 30. Nadat de mannen buiten hadden gecheckt of het veilig was en de vliegtuigen weg waren konden de mensen weer terug naar hun huis. Dit duurde meestal niet lang, want al snel moeten mensen weer hals over kop terug naar de schuilkelders.

Eenmaal de Duitsers binnen waren, werd alles in beslag genomen, onder andere het vee. Mannen werden opgepakt en meegenomen. Vrouwen met huilende kinderen die door onmacht achter hun man/papa aan renden. Hele rijen met koeien, paarden en mannen die moesten werken voor het Duitse volk. ‘Dat dit nooit meer gebeurd’, antwoordde Mia. De mannen werden in Arcen op de trein gezet, vervolgens passeerde de trein in Brabant. Het gebeurde ook nog wel eens dat mensen alvorens uit de trein sprongen. Vele gezinnen werden uit elkaar gehaald en verdeeld. ‘Vervolgens zijn wij naar België getrokken’ vertelde Mia.

‘Normale’ dagen waren er niet, de meeste mannen moesten werken voor de Duitsers en vrouwen hadden geen ‘echte’ banen in die tijd. Bertha verteld:’We gingen aardappelen rapen bij de boer en helpen in het gezin in ruil voor eten, als we aardappelen hadden geraapt en we ze op een hoop hadden gelegd kwamen er vliegers over en bombardeerden ze de stapels. Dan hadden we al dat werk voor niets gedaan’. De meeste mannen waren aan het werken in fabrieken of in werkkampen, sommige hebben Bertha en Mia nog teruggezien, maar er zijn er ook vele die niet terug zijn gekeerd. Mannen die nog in het dorp woonden roofden alle leegstaande huizen leeg.

Ook gingen kinderen niet naar school. De oudere kinderen niet, maar ook de kinderen die in de oorlog zijn geboren zijn toen ze oud genoeg waren niet naar school gegaan:’Er waren überhaupt geen scholen meer’. Ook kleding was niet meer verkrijgbaar in winkels. Mia en Bertha vertelden ons dat er een soort kringloopwinkel was die ‘De Hark’ werd genoemd, hier konden mensen (gebruikte) kleding, dekens, schoenen en andere spullen halen als er hier niet genoeg meer van was in huis.

De bevrijding is door Mia en Bertha niet als plezierig ervaren:’Er werd tegen de bevrijders opgekeken door iedereen, we waren allemaal blij dat de bevrijders er waren, maar het was zeker geen fijne tijd. Alles moest opgebouwd worden, alles was kapot’. De bevrijders kwamen natuurlijk ook met bijvoorbeeld chocola en zeep, en dit was een enorme luxe voor de mensen die niets hadden in de oorlog. Vrouwen die ‘heulden’ met de Duitsers werden kaalgeschoren en publiekelijk vernederd.

Na de bevrijding waren er ook enorme tekorten (denk aan voedsel, kleding en andere goederen). Hier gingen mensen die in het bezit waren van graag gewilde spullen misbruik van maken. Ze vroegen enorm hoge prijzen voor deze spullen, en mensen die het écht nodig hadden betaalden het toch wel.’Bij ons was er ‘Grote Jan’, hij verkocht verschillende spullen voor verschrikkelijk hoge prijzen’ zegt Mia. Hierdoor waren vele gezinnen erg arm:’Mensen gingen zelf kaas maken’, vertelt Bertha ons.

Mia en Bertha zijn na  de oorlog langzaam hun leven gaan opbouwen, en zo zijn ze in 1952 allebei getrouwd. Mia is samen met haar man bij haar schoonbroer ingetrokken en ook Bertha heeft door een enorme woningnood een noodwoning moeten zoeken. Bertha is uiteindelijk in Broekhuizenvorst gaan wonen en Mia is nadat ze haar eerste kind in het huis van haar schoonbroer heeft gekregen verhuist naar een eigen woning in Lottum. Ze heeft hierna nog zes kinderen gekregen, Bertha heeft geen kinderen gekregen.

Als er mensen ziek werden, was er geen dokter dicht in de buurt. Mensen moesten naar de veerman, en die bracht ons dan naar de overkant. ’Soms moest je hem ‘s nachts wakker maken om maar naar de dokter te kunnen’ is een van de dingen die Bertha en Mia ons hierover vertellen.

Na ons interview begon Bertha nog een verhaal te vertellen, het ging over een jongen waarmee ze voor de oorlog altijd danste. Ze vertelde: ’Hij was weggevoerd naar Duitsland en we hebben hem de hele oorlog niet meer gezien. Aan het einde van de oorlog waren we met een paar man op de straat en kwam er een Duitse soldaat aan. Ik vertelde de mannen in de groep via mijn achtertuin het bos in te gaan, zodat de soldaat ze niet zou vinden, ik rende zelf ook naar binnen. Daarna ging de bel, ik schrok en deed voorzichtig open, en toen begon de soldaat te praten:’Herken je me niet meer?’, het was de jongen met wie Bertha vroeger danste. Hij was ontsnapt en had door middel van het soldatenuniform zijn weg teruggevonden naar zijn dorp.

‘Dat dit nooit meer gebeurd’ en ‘Het was een verschrikkelijke tijd’ waren uitspraken die telkens weer aan bod kwamen. We vonden het interessant om het interview te doen en hebben een beter inzicht gekregen van de oorlog door de ogen van Mia en Bertha.

Wij bedanken Bertha en Mia voor hun tijd en hun indrukwekkende verhalen.

Lees meer interviews