Wie is Frans Rijvers?

Frans Rijvers woonde met zijn ouders, 3 zussen (waarvan 2 ouder en 1 jonger dan hem) en 2 oudere broers aan de hoge oever van de Maas op Veers 135. Een van zijn zussen overleed toen ze 12,5 jaar was aan de ziekte “vliegende jicht” (soort rheuma) toen Frans pas 2 dagen oud was en moeder vanwege de bevalling niet eens uit bed mocht om afscheid te nemen van haar stervende dochter.

Zijn vader was mede-eigenaar en bedrijfsleider van de Steenfabriek in Kessel-Eik. Deze fabriek draaide ook in de oorlogsjaren gewoon door. Door het relatieve goede loon van vader was het in de beginjaren van de oorlog mogelijk om bij de boeren in de buurt tegen betaling elke dag vers voedsel te krijgen in de vorm van vlees, verse melk, groenten e.d.  Ze kregen daar ook tarwe en gerst die bij de molenaar gemalen werden tot meel om brood mee te bakken. Omdat vlees kon bederven werd dit vaak ingemaakt. Hier moest men echter goed mee oppassen omdat deze ingemaakte waren ook zeer in trek waren bij de Duitsers.

In de laatste jaren van de oorlog werden ook bonnen uitgedeeld waarmee bij slager of bakker voedsel kon ophalen. Deze bonnen werden 1 x per maand aan familiehoofd uitgegeven en afhankelijk van samenstelling gezin.

Kleding hadden ze voldoende. Vaak een pofbroek met lood erin zodat het onderin beter bleef zitten. Later was er ook kleding van de bon, of vermaakte kleding van ouders. Ze droegen erg veel gebreide kleding (sokken en truien). Aan het einde van de oorlog was er zelfs een tante die wilde van een gedragen wollen onderbroek een trui maken maar dat vond Frans toch niet echt een goed idee…

Ze hadden als familie een radio in bezit, maar die moesten ze op een gegeven moment bij Duitsers inleveren. Maar omdat zij er thuis twee hadden, leverden ze de slechtste in (dat werd geregistreerd). De beste werd achtergehouden en door hun verstopt onder de houten vloer, onder de kokosmat. Geregeld kwamen ook de buren in de kelder meeluisteren naar Radio Oranje. Daar hoorden ze in 1944 ook op radio dat er landingen In Normandië waren.( 6 juni 1944)  Dit gaf hun hoop dat de geallieerden snel zouden komen (maar dat duurde dus uiteindelijk toch nog erg lang…).

Frans vond de oorlog eigenlijk wel een “mooie tijd”. Erg spannend. Elke dag gebeurde er wel iets nieuws. Hij heeft als kind destijds het gevaar nooit ingezien.  Vlak na de bevrijding vonden ze bijvoorbeeld een stengun van de Britten. Samen met zijn broer hebben ze toen in het bos het hele magazijn volgeladen met kogels leeggeschoten. Niet in de gaten hebbende dat er op het land achter hen gewerkt werd door mensen die gewond hadden kunnen raken.

Zijn moeder heeft de stengun later vanaf het veer in de Maas gegooid, zoals ze met veel spullen deden die gevaar brachten. Ouders waren namelijk altijd heel erg bang dat iets met kinderen gebeurde.

Frans geeft wel aan dat hij tijdens de hele oorlog het beeld heeft gehad dat geen enkele van de Kesselnaren ook maar iets te vertellen of in te brengen had. De Duitsers bepaalden wat er gebeurde en zij hadden volledige controle.

De echtgenote van Frans,  Mie die in 1944 9 jaar oud was, vertelt ook nog een verhaal. Zij was aan het einde van de oorlog met haar broer aan het spelen aan de Maaszijde op berg aan de Beeselse kant (waar ze toen woonde)  De geallieerden zaten toen al aan de Kesselse zijde ( dus na 19 november 1944) en schoten granaten af. Mie raakte licht gewond door een scherf in haar rug en haar broer werd zwaar gewond door een open beenwond. Ze zijn toen via loopgraven naar beneden moeten kruipen en  werden door de Duitsers eerst naar een noodlazaret in Swalmen gebracht, waar Duitse dokters hun oplapten en ze spuiten kregen. Daarna wilden ze met paard en wagen terug naar Beesel,  maar ze werden door Duitsers tegengehouden en naar Brüggen gebracht.  Dat vonden ze erg akelig. Maar ze troffen daar wel weer haar familie die in die tussentijd geëvacueerd was.  

Waar woonde en leefde Frans Rijvers

Frans woonde met zijn ouders en broers en zussen dus aan de Maas in Kessel op hoge wal op Veers.

Aan het begin van de oorlog moest de familie uit hun huis vertrekken omdat dit huis aan de Maas lag op deze hoge helling en het er niet veilig was met de Duitsers aan de overkant. Frans vertelt dat ze de Duitsers zagen komen aanlopen en besloten om hun met witte vlag tegemoet te komen. Frans, toen 10 jaar oud,  had iets opgevangen wat Duitsers altijd riepen en wilde ook “Sieg Heil “roepen om hun te vriend te houden maar vergiste zich en riep “Piet Hein”; daar konden Duitsers wel om lachten.

Een tijdje daarna kwamen die Duitsers moeder vragen  waar “der Bunker” lag. Ze bedoelden hiermee de kazemat die een stukje richting dorp lag met daarin een Big Bertha (kanon). Omdat moeder niet wist wat een “Bunker” was, stuurde ze de Duitsers naar het veer, dat vlakbij lag. Die kwamen onverrichter zake terug en toen is Frans met ze naar de kazemat gelopen.  Het kanon werd op 10 mei 1940 in beslag genomen zonder dat er ooit een schot mee was gelost….

Tijdens de bezetting zagen ze na verloop van tijd s ’avonds en ’s nachts steeds vaker Engelse vliegtuigen overkomen die dan het Ruhrgebied gingen bombarderen. Zij moesten dan iedere keer weer de schuilkelder in. Maar ze zagen wel vaak de zoeklichten van de Duitsers die de lucht afspeurden naar de vliegtuigen. Ze waren er niet bang voor; ze hadden zelfs namen voor de zoeklichten zoals “Piet”, “Klaas” etc. Overigens moesten de ramen elke avond verduisterd worden, ook in Kessel en niet alleen in de grote steden.  Frans weet wel nog dat er op gegeven moment een Engelse bommenwerper nabij het kasteel in de Maas stortte. Hij hoorde een enorme klap tegen de avond, diverse ramen sprongen en hij hoort zijn moeder nu nog bidden; er was enorme paniek. Er kwamen geruchten  in het dorp in omloop, dat Frans zijn arm af had en  dat zijn zus dood was, maar dat waren gelukkig maar roddels.

Het veer in Kessel werd in 1940 ook opgeblazen zo aan het begin van de oorlog. Het hele gezin moest toen op de grond gaan liggen en de mond ver open houden. Dit opdat de trommelvliezen niet, van die grote verwachte knal,  zouden scheuren. Het was zeer spannend, maar die grote knal, bleek maar een klein knalletje..

Omdat ze nu niet meer op Veers konden wonen,  werden ze in Helden bij de familie Goutier (schildersbedrijf)opgevangen. Daar hebben ze hele tijd gezeten en ook vrienden gemaakt.

Ook werden op diverse plaatsen onderduikers uit de Randstad ondergebracht. Dit waren meestal Joden. Frans geeft aan dat de Joden aan het begin van de oorlog in principe niet echt een goede naam hadden. Zij stonden bekend als rijke en gierige mensen,  die zelfs, als ze bij boeren in dorp eten kwamen halen,  iedere keer weer wisten af te dingen. Terwijl de “gewone” burger gewoon de volle prijs betaalde aan de boeren.

Frans woonde dus dicht bij het veer. Hier gebeurde aan het einde van de oorlog ook een gruwelijk tafereel. 6 Duitse soldaten hadden met 7 burgers uit Belfeld aan de Kesselse kant spullen moeten ophalen met paard en wagen. Ze wilden nog snel met het veer mee over en hadden door de haast niet in de gaten dat de klep van veer niet genoeg gesloten was. Hierdoor stroomde het veer snel vol water en raakten paard, soldaten en de Belfeldse burgers te water. Er werd afgrijselijk geschreeuwd en gebeden door deze mensen, maar ze verdronken allemaal in de stroom van de Maas.

Ervaringen met gedrag van bezettende Duitsers

Frans vertelt dat zijn ervaringen met de Duitsers niet altijd negatief waren. Ze probeerden weliswaar in begin oorlog het varken dat zijn ouders thuis hielden via de staldeur te stelen. Toen vader hierbij uit kwam en aangaf dat het gezin Rijvers dit varken toch echt zelf nodig had, lieten de Duitsers het varken ook gewoon achter. Deze Duitsers waren ook nog maar erg jonge gasten.

Of  toen die keer dat er midden in de oorlog brand uit brak bij de Keizersbaan in Kessel (“boerderij op de 100 morgen”). Toen hielpen de Duitsers ook met blussen en redden daarbij enkele paarden.

Wel werden aan het begin van de oorlog de klokken uit de kerk geroofd. Dit op aanwijzing van een NSB-er uit Kessel zelf. Deze bronzen klokken werden meegenomen en gebruikt om granaat -en kogelhulzen van te maken.

Ten tijde van de kerkrazzia 8e oktober 1944, wilden ze de vader van Frans ook meenemen naar Duitsland.  Zijn moeder gaf aan dat vader TBC had. Hier waren Duitsers erg bang voor en daarom namen ze hem niet mee. Overigens liepen er die dag veel mannen die ontsnapt waren aan de kerkrazia ’s vaak nog verkleed als dames rond in het dorp om maar niet op te vallen. Verder was het dorp rustig.

Frans kende geen mensen van het verzet. Had ook de indruk dat die er weinig waren in Kessel (“er waren weinig helden in Kessel”). De Kesselse mensen moesten ook niets hebben van de Bospartizanen in de bossen. Dit omdat zij vaak Duitsers overvielen die op de Rijksweg voorbij kwamen. Die namen dan daarna vaak wraak op de Kesselse bevolking door deze op te pakken en gevangen te houden. Vandaar dat de Kesselsen deze bospartizanen liever geen acties zagen ondernemen en er ook het liefste ver vandaan bleven.

De dag van de bevrijding

De dag van de bevrijding staat Frans niet echt meer bij. Hij kan zich nog wel herinneren dat de Britten met de typische ronde helmen zich aan de Beeselseweg aan het ingraven waren. Zij zaten toen zelf met circa 10 gezinnen bij Timmermans in de kelder. Dit ingraven was voor de beveiliging van een tankstation aan de Beeselseweg waar de bevrijders op doortocht konden tanken.

Zijn ouders waren erg blij met de bevrijding. Dat ze weer naar eigen huis terug konden en dat kinderen weer veilig waren. In eerste tijd na bevrijding zaten er wel 10 Britse soldaten in hun woning. Op een dag kwam een van deze in het trouwpak van vader naar beneden; daar moesten de kinderen erg om lachen.

Er was geen grote intocht van de bevrijders in Kessel, zoals dit in andere grote plaatsen wel gebeurde. Wel werd er later een feest georganiseerd voor en door de Kesselse bevolking. Hier waren geen bevrijders bij. Ook was er een grote optocht met muziek en liedjes geschreven door Thei Verkoelen.

De bevrijders waren ook niet lang hier. Daardoor ontstonden er ook nauwelijks relaties met de Kesselse bevolking. Er waren wel diverse plaatsen waar de bevrijders tijdelijk onderdak hadden zoals bij familie Haffmans en vader Rijvers.

Er waren niet veel NSB-ers actief geweest in Kessel. Zo werd nog net voor de bezetting door de Duitsers er  wel een onschuldige NSB-er op de markt geëxecuteerd (Ramakers) door de Nederlandse kapitein Kirsch die belast was met verdediging Kessel. Deze kapitein is hier na de oorlog ook voor veroordeeld.

Daarnaast was er nog een (Spoormaker) werkzaam die als boekhouder bij de Steenfabriek stiekem in de loonenveloppen propagandaplaatjes voor NSB stopte. Deze werd meteen na de bevrijding verplicht om met zware last bij het veer diverse keren naar boven te kruipen. Dat vond Frans niet prettig om te zien. Een variant op Bijltjesdag

School

Frans ging wegens zijn leeftijd op een gegeven moment naar de Mulo in Venlo meestal met de bus. Dit was een aparte (stoom-) bus; ze werd gestookt met hout en kolen.  Soms ook met een fiets met harde banden (lege velg met rubber van autobanden erop). Hij heeft zelfs ooit, aangehouden door een Kesselse NSB-er (Sjeng van de Smeed) zijn wiel eruit moeten halen, omdat Sjeng dat zelf nodig had.

De manier van lesgeven verschilde niet met die van voor de oorlog. De lessen gingen met normaal schema gewoon door. Er was ook een leraar, waarvan achteraf bleek dat hij NSB-er was, die lesgaf. Maar Frans heeft in de les nooit gemerkt dat hij pro-Duits was.

In Kessel was de lagere school best groot. Als je na de 7e klas wilde doorleren op een andere school, dan ging je niet meer naar de 8e klas, maar naar de middelbare opleiding in stad. Wilde je niet doorleren, dan was er een 8e klas, waar je ook al meer geschoold werd voor beroep.

Straffen werden ook uitgedeeld,  maar niet anders dan anders. Frans geeft toe dat hij geen lieverdje was en zeker 100 keer “in de hoek” heeft gestaan. Of aan de oren werd getrokken (oei, dat zou nu niet meer kunnen). En als je thuis kwam, kreeg je nog eens straf omdat ouders zeiden “je zult het op school wel verdiend hebben. Hij moest dan vaak de kelder in. Maar dat was geen probleem, want daar kon je lekker kersen uit de pot eten…

Leven van Frans als jongere in de oorlogsjaren

Frans was altijd bezig, verveelde zich nooit. Hij had niet veel nodig. Deed veel vlinders vangen en opzetten (heeft hij ook nog lang bewaard), Daarnaast veel langs de Maas bijzondere stenen zoeken. Die liet hij later na de oorlog in kast met centrifugeer machine dagen centrifugeren. Ze kregen daardoor een andere structuur, meer glimmend. Hij heeft nu nog zelfs een exemplaar steen met visje erin (zeer oud).

Daarnaast werd er veel gekaart, meestal toepen.

Verenigingsleven in Kessel ging gewoon door.  Frans zijn lust en leven was voetbal. Hij speelde eerst bij VVV (Veerser voetbal vereniging). En ging daarna naar KVC. Hij had talent want stond met zijn 14e jaar al in KVC 1. . Ook werd er gebeugeld in Veers en was de fanfare actief (die moesten hun instrumenten wel goed verstoppen).

In de weekenden konden ze ook regelmatig uitgaan. Er werd goed gedronken in cafés in Swalmen en Baarlo. Als ze dronken waren, gingen ze uit balorigheid ook vaak Duitse liedjes zingen. Er waren ook  dansavonden in Kessel (bijv. bij Siebke en Hebben in de schop) en soms ook in een tent in Veers. Deze dansavonden moesten wel altijd bij Duitsers aangevraagd worden en om 22u.  sluiten. Dames mochten niet in de kroeg komen, wel in de zaal om mee te dansen.

In de avonduren werden er behalve het kaarten ook veel andere spelletjes gespeeld. Punniken (klosje hout met drie nageltjes en garen) was populair. Overdag veel rondom de Maas;  een lang touw met diverse zijtakken en angels (riiep) werd in de Maas gegooid en daarmee werd veel paling gevangen. Of met platte stenen het zogenaamde ketske-metske waarbij platte steen zo vaak mogelijk op water moest kaatsen. Ook knikkeren was populair en en perkske steken (gooien met centen in een rondje dat 5 meter verder lag). Simpel maar het was wel een goede tijd-doder.

Muziek werd geluisterd via de radio. Frans had voorkeur voor klassieke muziek (Matheus Passion, Handel) en Lily Marlène. Ook luisterden ze vaak nog hoorspelen en werden zelfs Duitse krijgsliederen meegezongen.

Echte feesten waren er niet. Vastenavond werd niet gevierd; er was in het dorp nog geen carnavalsvereniging, wel in Venlo. Wel werd de communie gevierd, ook met mooie kleren voor de communicant die verkregen werden door eten te ruilen voor kleding. Ook bruiloften werden gevierd. Dit gebeurde in beperkte kring. Daardoor kwamen mensen die niet uitgenodigd waren op “aartje”, Dit was bedelen voor vlaai, door jongeren, of geld of bier. Als ze niets kregen, dan werd er vaak wat vernield (door bijvoorbeeld door het keldergat stenen te gooien zodat vlaai-eten werd beschadigd). Er werd thuis feest gehouden nadat eerst voor de kerk getrouwd was. Er was ook een traditie met “platz” (brood met geld erin), werd voor gevochten door aanwezigen en kapot gescheurd voor ieder stukje.

Afsluiting

Ik, Bjorn Vervoort, bijna 15 jaar oud, heb met soms ademloze bewondering naar Frans zijn verhalen (waar nodig aangevuld door Mia) geluisterd. En daarna de gevoerde gesprekken samen met mijn vader uitgewerkt tot dit verhaal. Ik hoop dat ik alles goed verwoord heb en dank Frans en Mia voor de gastvrije ontvangst en dat ze hun verhalen met mij wilden delen. Onderstaand nog een foto van Frans en mij, waarin hij zijn passie voor kunst ook met mij deelt. In veel van zijn kunstwerken zitten ook nog verwijzingen naar de oorlog of naar gedachten waarom zoiets nooit meer mag gebeuren.

Lees meer interviews