Het dagelijks leven

Ik woonde aan de Vierpaardjes in Venlo samen met mijn vader, moeder en 2 zussen.
Als ik wakker werd hoorde ik schoten en viel er af en toe een bom, ik was bang.
Als het luchtalarm afging, soms wel 5 keer per dag schuilden we in de kelder.
We zaten dan soms dagenlang in de kou van de kelder. Gelukkig hadden we warme kleding en erg veel dekens.

Er vlogen vliegtuigen over, als de wind verkeerd stond viel er nog wel eens een bom in mijn straat.
Door het vliegveld op de heide was de kans dat er een bom in onze straat belandde groter.
Mijn zussen en ik waren bang, we wilden niet naar buiten, er was niet veel contact meer met onze vriendinnetjes, omdat we bang waren om naar buiten te gaan. Meer dan 1 vriendin per persoon hadden we niet.

Het was allemaal niet zoals het nu is, we hadden geen make-up en ook sieraden waren niet gebruikelijk.
Ik weet nog dat mijn oudste zus 1 kralenketting had, dat was het enige, alle winkels waren dicht dus we hadden ook geen mogelijkheid om iets te gaan kopen.
Qua kleding was er ook nog maar weinig keus, geen winkels meer, dus droegen we lange kleding en schoenen met houten blokjes ter ondersteuning.

Ook eten was een probleem, want hoeveel eten mocht ik? kon ik nog een sneetje pakken?
Wij hadden geluk, in Heldoorn zat onze brood familie.
‘Mijn moeder ging altijd met het openbaar vervoer naar Heldoorn, daar zat onze brood familie, we haalden daar ons brood vandaan´.
Altijd als mijn moeder weer wegging was ik angstig dat ze niet meer terug zou komen.
Er liepen zoveel Duitse soldaten overal, in mijn straat marcheerde ze iedere dag, ik durfde ze niks te zeggen, vriendelijk proberen te lachen en dan weer verder.

Het was stil, ik had geen verveling, maar kon ook niks doen.
Ik ging niet meer naar school of wat leuks doen met mijn familie.
Alle sportverenigingen waren gesloten en ik kon nergens meer aan deelnemen.
Het was geen probleem, want ik durfde niet meer over straat. Bang voor eigen leven en dat er mij iets zal overkomen .

We hadden een radio thuis, dat was natuurlijk verboden, want de Duitsers wilde niet dat we nieuws doorgekregen of het moest nieuws zijn waar Duitsers goedkeuring voor hadden gegeven, maar dat was meestal niet op de radio.
We wilden informatie over hoe de oorlog verliep, dus bleven mijn ouders de radio gebruiken.
Het was eng, maar met radio’s is het nooit verkeerd gegaan.

De dag dat alles veranderde.

Het was vroeg in de ochtend, toen de Duitser onze straat in kwamen.
Draus! Draus !’ schreeuwde ze. Ik wist toen voor een paar minuten even niet wat ik moest doen. Ik zei tegen mijn moeder :  ‘ draus? draus? waar moeten we dan heen?´
De Duitse soldaten zeiden niks anders dan ‘draus ! draus !’

We mochten alle 5, een plastic tasje meenemen met wat ondergoed.
Daar liepen we dan door de sneeuw, want het was diep in de winter over de Kaldenkerkerweg.
We kwamen aan bij een plekje waar mannen en vrouwen gescheiden werden, het deed me zoveel pijn dat mijn arme vader alleen moest gaan.
We moesten in een beestenwagen vol met hooi, het was verschrikkelijk.

8 tot 10 uur moesten we stil zitten. Geen eten. Geen drinken.
Na al die tijd hoorden we onze Nederlandse taal.
‘ We zijn nog in Nederland, daar was ik zo blij mee’
We kwamen de beestenwagen uit en liepen een zaal binnen.
In die zaal werden we ontluisd en ontsmet, daar stonden we dan met zoveel mensen, naakt.

Een nieuw begin

Na een tijdje gingen we naar andere gezinnen, mijn vader, moeder en jongste zus bleven bij elkaar in een gezin in een soort stoffenwinkel.
Ik ging in mijn eentje naar de slager naast de stoffenwinkel, we merkten hier niet veel van de oorlog.
Het was een rustige buurt, contact met de buren was er niet veel, maar ik had het zeker niet slecht.
Af en toe hielp ik afwassen, maar voor de rest deed ik niet veel.

Bruiloften, feestdagen of verjaardagen werden niet uitgebreid gevierd.
‘Ik heb geen bruiloft gezien in die 4 jaar van spanning en angst’
geluk had ik zeker, ik was terecht gekomen bij een slager, ik kreeg eten. Je merkte aan de mensen dat er weinig eten was, veel waren er mager.
Aan mij en mijn familie merkten je dat niet zo goed, je viel wel af, maar door onze eerdere brood familie waren we niet overdreven mager.
Het eten zat op de bonnen, je kon met 2 bonnen en een beetje geld aan een brood komen.

Op straat was het stil, met geluk zag je af en toe een kat lopen, voor de rest waren er geen huisdieren of andere beesten.
‘s Avonds moesten de lichten uit en gas mocht ook niet veel gebruikt worden.
Ik ben niet vaak uit geweest, een keer namen mensen uit Veendam ons mee, want je merkte er niet veel van de oorlog.
We zagen geen jongens van onze leeftijd, dus vriendjes hadden we niet.
Meisjes van 14/15 jaar in 2020 mogen in het weekend laat thuiskomen, dat zie ik wel bij Froukje (achterkleindochter)  en haar vriendinnen.
Toen ik 19 jaar oud was moest ik om 22:00 uur thuis zijn.

Ook hebben bijna alle kinderen tussen de 14 en 18 een fiets, ik had geen fiets.

Op de bonnen

We kregen bonnen daarmee moesten we al ons eten betalen. We waren met 5 mensen thuis, dus dat betekende dat we 2 bonnen kregen voor wat brood en boter . Doordat we in Heldoorn een brood familie konden hebben we gelukkig nooit zoveel honger moeten lijden. We moesten wel altijd het eten delen ik kreeg minder eten dan vader, omdat hij nodig was. Koken? dat deden we bijna nooit toen de oorlog bezig was, omdat we simpelweg geen  producten hadden en we waren allang blij als we wat brood konden krijgen.

Bevrijding

Ik zat tijdens de bevrijding in Venlo nog bij de slager. We hoorden via via dat Venlo bevrijd was en waren meer dan blij, eindelijk geen schoten meer. We konden naar huis. Helaas moesten we nog een maand wachten totdat we echt naar huis mochten, alsnog waren we op dat moment gelukkiger dan wat dan ook. Toen we na als die maanden thuis aankwamen was er eindelijk rust in onze straat. Geen bommen meer, geen schoten, geen soldaten. Tegenover ons was er wel een bom gevallen, doordat de wind verkeerd stond,  per ongeluk dus. Ons huis stond er nog hetzelfde als voordat we weggingen. We zijn weer terug gaan wonen en de oorlog was eindelijk voorbij, er was meer vreugde en mensen waren niet meer bang.

Na de oorlog

Na de oorlog was er 1 vraag die ik niet uit mijn hoofd kon krijgen: ‘ Wat is er gebeurd met mijn buren’ Toen we van de Duitsers uit ons huis moesten, zijn alle buren vertrokken. Of ja dat dacht iedereen, de familie een paar huizen verderop is gebleven. Ze hebben zich verstopt toen de Duitsers schreeuwden:  ‘ Draus ! Draus !’ ‘Hoe kwamen ze dan aan eten? Er was geen eten’ Ik denk dat ze eten hebben gesmokkeld of dat iemand het heeft gebracht. Het blijft voor mij een vraag, maar helaas zijn veel van mijn buren van vroeger al overleden. Gelukkig is er in de oorlog niemand van mijn familie of vrienden vermoord of overleden. Ik zie nu niemand meer uit de oorlog, het is niet zo dat ik er niet over wil praten, maar ik doe het niet vaak. Op 5 mei ben ik altijd stil en herdenk ik deze verschrikkelijke gebeurtenissen.

Dit was mijn verhaal uit de tweede oorlog.

Lees meer interviews