Wij zijn Robin Mom en Malou Mansvelders van het Valuascollege in Venlo, klas 3A1. Wij doen een interview bij de opa van Malou, Hay Mansvelders, hij heeft de oorlog meegemaakt en zou er graag wat over willen vertellen. Wij doen dit werkstuk in het kader van 75 jaar bevrijding om meer te weten te komen over hoe het leven in de oorlog was.
Hay Mansvelders was 5 jaar oud toen de oorlog begon. Het verhaal wat hij verteld is dus echt uit zijn kindertijd. Hij woonde in de binnenstad van Venlo met zijn vader, moeder en twee jongere broers. Voor de oorlog had hij een goede band met zijn broers, vooral met zijn broer van een jaar jonger. Dit kwam doordat zij ongeveer dezelfde leeftijd hadden en alles samen deden. Hay Mansvelders herinnert zich nog veel van de oorlog en kan er nog goed over vertellen. Toen de oorlog begon veranderde er niet veel voor Hay. Hays ouders waren 24 en 30 jaar jaar oud toen de oorlog begon. Zijn vader werkte bij de Philips en zijn moeder bleef thuis en zorgde voor de kinderen. Hays ouders hebben de oorlog beiden overleefd. Hay ging naar de basisschool in zijn buurt. Toen de oorlog begon veranderde dit. Hij mocht niet meer elke dag naar school “Ik weet het nog als de dag van gisteren” vertelde Hay.
Het luchtalarm ging regelmatig af. Er was een schuilkelder aan het einde van de straat waar Hay woonde. De hele straat en nog een deel van de straat om de hoek kwam hierheen als het luchtalarm af ging. Hay schat dat ze er met ongeveer 200 man zaten. Er waren rijen met banken tegenover elkaar waar mensen dik ingepakt zaten. Er was geen verwarming en dus ijzig koud vertelt Hay. Hay woonde in een gebied waar veel bom dreigingen waren. Zijn gezin ging niet bij elk luchtalarm naar de schuilkelders. Af en toe bleven ze gewoon thuis vertelde Hay. In de schuilkelders zat je uren met honderden in een kleine ruimte. Dit deden Hay en zijn gezin liever niet. Vaak was het toch loos alarm zegt Hay. Hay heeft nooit meegemaakt dat er een bom op zijn huis of straat is gevallen.
Tijdens de oorlog had het gezin van Hay een radio. Ze luisterde er af en toe naar. In de oorlog werden door de Duitsers bijna alle radio’s in beslag genomen. Hays moeder verstopte de radio omdat ze niet bereid was om hem op te geven. Radio’s werden in de oorlog heel kostbaar, de Duitsers hadden bijna alle radio’s in beslag genomen en ze werden niet meer verkocht in de winkel. Als er radio werd geluisterd in het gezin konden ze maar naar 1 zender luisteren, radio Oranje. “We konden er maar af en toe naar luisteren,” vertelde Hay. “want als je gepakt werd, moest je je radio inleveren, en stond er een straf tegenover.” De radio van het gezin van Hay is nooit afgepakt.
Vanaf het begin van 1942 werd de avondklok ingevoerd. De Nederlandse burgers moesten allemaal voor 8 uur binnen zijn. Hay verteld dat hij hier geen last van heeft gehad. Hij was altijd voor 8 uur binnen. Hij wist dat hij na de avondklok moest maken dat hij binnen was. Hay verteld dat hij verhalen hoorde van burgers die na 8 uur nog op straat waren en het niet hebben overleefd.
Wij vroegen aan Hay of hij ooit iets ergs heeft gezien of meegemaakt, of dat hij ooit iemand is verloren. Na een tijdje nadenken vertelde Hay ons dat hij met een groepje vrienden wel eens ging zoeken naar granaten. Die maakten ze dan open en daar haalden ze het buskruit uit. Dat legden ze allemaal achter elkaar in een rij, en ze staken het aan. Het zag er uit als een soort van vuurwerk vertelde Hay. Toen ze op een dag aan het zoeken waren naar granaten vonden ze een geweer in een zak. Een vriend van hem pakt het op, “Voorzichtig” zegt Hay, maar voor Hay hem tegen kon houden ging het geweer af. Zijn vriend heeft zichzelf per ongeluk in zijn hoofd geschoten. Hij heeft het niet overleefd. “Dit is in detail bij gebleven” vertelt Hay. Hij ziet het nog steeds voor zich na 75 jaar, en hij zal het ook nooit vergeten.
Hay deed vaak de boodschappen thuis. Het eten was op de bon en zijn moeder vertelde hem “Houd maar een bon achter, dan hebben we er volgende week een brood extra.” Van alleen de bonnen hadden Hay en zijn gezin niet genoeg. Als oudste van de drie zoons ging Hay op zoek naar eten. Hij stal tulpenbollen bij de boer van het land. Maar ook bij de Duitsers ging hij eten halen. Hij kroop onder de draad door en kroop over het veld om wat aardappelen te verzamelen. Dit precies was hij aan het doen toen er opeens vliegtuigen overkwamen. Er vielen drie bommen dichtbij, Hay verstijfde van angst en durfde niet te kijken waar ze waren gevallen. Hij lag plat op zijn buik in het veld, doodsbang dat een bom hem zou raken.
Toen de vliegtuigen over waren en hij het idee had dat het weer veilig was, kroop hij op zijn buik weer terug onder de draad door. Hij is nooit gepakt terwijl hij eten stal. Hay verteld met een lach op zijn gezicht dat hij een ‘te glad mannetje’ was om gepakt te worden.
Hay kon niet meer elke dag naar school. Er waren veel dagen waarop de school dicht was vanwege bombardementen of gevaar. De school lag in de binnenstad waar het vaak onveilig was. Als Hay niet naar school kon speelde hij spelletjes met zijn broers of speelde buiten op straat. Maar het allerliefst zat hij boven te tekenen. Dit liet hem de oorlog voor een moment vergeten.
Hay woonde in een van de meest onveilige buurten in Venlo. Hij woonde onderaan de berg en achter zijn huis lag een groot gebouw waar militairen verbleven. “Er was constant vuur.” vertelde Hay. Toen Hays buurt te onveilig werd kwamen er Duitse militairen aan de deur. Ze moesten hun huis verlaten en meekomen. Ze pakten een paar tassen in en gingen te voet naar Kaldenkerken. Hay nam alleen zijn kleurpotloden en schetsboek mee. Aangekomen in Kaldekerken werden ze in wagons gezet, dezelfde wagons waarmee joden afgevoerd werden. 10 uur lang moesten ze blijven staan, ze konden nergens liggen of zitten. “Het stonk er verschrikkelijk” zei Hay “iedereen poepte en plaste in de wagons, omdat er geen wc was”. Na een tien uur lange reis waren ze aangekomen in Wildervank, Groningen. Ze verbleven daar bij mensen thuis met het hele gezin. In Groningen was de Duitse bezetting veel milder dan in de rest van Nederland. Hier waren geen bombardementen en er was genoeg eten. Zij zijn hier ongeveer drie tot vier maanden verbleven. De zus van Hays moeder is uiteindelijk getrouwd met een zoon van het gezin waar ze verbleven. Nadat het gezin van Hay weer terug mocht naar hun eigen huis reden er honderden treinen van Groningen naar Limburg. Toen ze thuis aankwamen stond hun hele huis leeg. “alles was gestolen door mensen die in die omgeving woonden” vertelde Hay. Toen Hay zijn huis binnenliep stond hij even een paar tellen stil van verbijstering dat hun hele huis kaal en leeg was vertelt Hay.
Hay had vrienden die joods waren, maar echt vaste vrienden had hij niet. Hij vertelt dat hij eigenlijk veel liever zat te tekenen, wat met zijn joodse vrienden is gebeurt weet hij niet. De feestdagen zoals kerstmis en sinterklaas werden gewoon normaal gevierd, verder werden aan de verjaardagen niet zoveel aandacht besteed. Er werd wel altijd een taart zelf gebakken vertelt Hay.
Het gezin van Hay had niet veel geld om te besteden, ze woonde in een kleine gezinswoning. Hay sliep samen met een van zijn broers op een kamer, “mijn andere broer slaapt aan de andere kant” vertelde Hay waarbij hij moest lachen. Het gezin van Hay had een hond. Hay vertelde “het was een leuke hond, want we hadden een hok gekocht, maar hij ging niet in het hok liggen, maar op het hok,”
De bevrijding was fantastisch vertelt Hay, het enige waar je voor moest oppassen waren NSB’ers, “het waren gewone Nederlanders die alles verklikken bij de Duitsers” vertelt Hay “ze glipten er allemaal tussen uit”. De echte bevrijding heeft Hay niet meegemaakt, omdat hij in Groningen was vertelt hij. In Groningen, Friesland en Drenthe werd de bevrijding niet zo uitbundig gevier, “Er reden auto’s langs met Canadezen en Amerikanen,” verteld Hay “en vooral heel veel eten”.